Uitgebracht in 1979, is “Product” het vierde en in feite laatste studioalbum van de Britse jazzrock-/fusiongroep Brand X, tijdens hun gloriedagen. Na hun absentie op “Masques” keren de oprichters Phil Collins op drums en Robin Lumley op toetsen weer terug. Daarnaast sloegen tweede drummer Mike Clark en tweede bassist John Giblin ook hun deuken in het pakje boter dat door Brand X gefabriceerd werd. De opnames lijken veelal een zoete inval geworden waar gejamd werd in verschillende (thuis)studio’s. Het nodige restmateriaal werd later gebruikt voor de outtakes-albums “Do They Hurt?” en “Is There Anything About?”.
Op de twee door gitarist Goodsall geschreven singles die van het album getrokken werden, Don’t Make Waves en Soho, verzorgde Phil Collins de zangstukken en hij schreef en passant mee aan Soho. Dit zijn uiteindelijk vlotte, maar matige poppy nummers geworden, waar de jazz ver te zoeken was en waarvan de progfans alleen de outro’s zullen waarderen. Om volledig te zijn: de free jazzrocknummers Pool Room Blues en Nobody Goes to Sweden verschenen niet op het album maar alleen als B-kanten op deze singles. Alleen Nobody Goes to Sweden kwam uiteindelijk nog op het outtake-album “Do They Hurt?” terecht.
Wat en op welke nummers Mike Clark drumt is niet duidelijk hoorbaar, wel gebruikt Phil Collins op het tussendoortje Wal to Wal voor het eerst de Roland drummachine, die hij ook toepaste op het Genesis-nummer Duchess van “Duke”. En over “Duke” gesproken, dat een jaartje later uitkwam; …And So to F… is ook nog zo’n zalig instrumentaal uptempo nummer van Phil Collins, dat zo in het rijtje van Duke’s Travels en Duke’s End van Genesis past.
Het tempo zit er op dit album overal lekker in. Zo ook op Algon met de bizarre subtitel (Where an Ordinary Cup of Drinking Chocolate Costs £8,000,000,000), dat is ingebracht door toetsenist Lumley. Hier klinkt Brand X op z’n progressiefst.
De extra inbreng van twee bassisten en hun composities is het surplus waarmee Brand X zich onderscheidt. Zoals in Dance of the Illegal Aliens van Percy Jones, waarin de twee bassisten heerlijk tegen elkaar duelleren. Ondanks het nodige gefröbel en gefriemel in het begin wordt er gestaag toegewerkt naar een extatisch einde met een waanzinnige, excellente gitaarsolo.
Het combi nummer van de lp, Wal to Wal/Not Good Enough – See Me!, werd op de latere cd-uitgave uit elkaar getrokken en los van elkaar gepositioneerd. Not Good Enough – See Me!, waaraan ook Robinson meeschreef, is het meest freaky jazzrock nummer van alle Brand X-albums en gelukkig van het enige van dit type op “Product”. Progfans zullen dit zeker via de cd-speler skippen, of de naald op de lp een stuk opschuiven.
Het lekker toegankelijke Rhesus Perplexus is een vlotte uptempo smooth jazz compositie van nieuwkomer bassist John Giblin. Hierin etaleert Goodsall zijn vingervlugheid op akoestische gitaar in de geest van Al Di Meola en glijdt de fretloze bassist zijn eigen tegenpartij zalig mee. April is een geweldig slotnummer, met een melodisch themaatje van Giblin op zijn fretloze basgitaar, dat helaas van te korte duur is. Gelukkig is dit nummer op het tweede outtake-album “Is There Anything About?” nog eens flink opgerekt.
“Product” is uiteindelijk hiermee het meest toegankelijke album van Brand X geworden. Jazzrock liefhebbers zullen het onsamenhangend en soms teleurstellend vinden, maar prog fans zullen er veel meer van hun gading vinden. Phil Collins ging daarna met Genesis en als soloartiest sky high en kreeg gigantische stadions mudjevol. Brand X werd een onbeduidend merknaampje en kreeg pas in de jaren 90 een tweede leven, maar kon artistiek en qua verkopen niet meer brengen wat het in de jaren 70 deed.