Niet alleen heeft een kameel twee bulten, ook heeft de band aan wie het sympathiek ogende lastdier zijn naam leende twee gezichten. Het chronologisch tweede gezicht is dat van een band met bijna evenveel bezettingswisselingen als Yes en zanger / gitarist Andrew Latimer als enige constante factor. Deze Camelincarnatie nam onregelmatig muziek op en boekte voornamelijk (cult)succes met een aantal conceptplaten, waaronder “Nude”, “Stationary Traveller” en “Dust and Dreams”.
Het eerste gezicht is echter dat van een vierkoppige symfodinosaurus die binnen vier jaar liefst vier albums in constante bezetting opnam. Van die albums genieten “Mirage”, “Music Inspired By The Snow Goose” en “Moonmadness” een nagenoeg onomstreden klassiekerstatus. Vreemd genoeg hebben nogal wat luisteraars de neiging het debuut niet in dit rijtje op te nemen. Enige extra aandacht voor dit kleinood lijkt dan ook niet misplaatst.
Welnu, laten we eerst maar eens opmerken dat het illustere viertal hier een stevig fundament neerlegt waarop op “Mirage” en “Moonmadness” lustig verder gevarieerd wordt (het tussenliggende orkestraal-instrumentale album is wat dat betreft een wat vreemde gans in de bijt). De muziek is tegelijk ontspannen en broeierig en staat bol van de kleine tempowisselingen. Ieder van de vier musici speelt de sterren van de hemel, maar hierbij wordt zelden uit het groepsverband gesprongen. De heren verdelen de leadvocalen vrij evenwichtig, deels in lijn met het schrijven van de songs: Latimer leent zijn stem aan Slow Yourself Down en Separation, Ferguson aan Mystic Queen en Curiosity en Peter Bardens neemt (single-)uithangbord Never Let Go voor zijn rekening. Wat ze echter gemeen hebben zijn hun a-typisch lage stemmen. Met deze benadering bevindt Camel zich een beetje in de buurt van een typische symfogrootheid als Genesis, maar evengoed roept de muziek gedachten op aan meer jazzrock-georiënteerde bands als Caravan en Santana.
Hoewel de plaat geen conceptueel geheel vormt, ligt het luistertripgehalte hier torenhoog. Hierin vinden we een aanwijzing voor het belang van de vorm bij deze plaat. Zonder de inhoud geheel naar de achtergrond te willen schuiven, moeten we toch wel concluderen dat virtuositeit en spelplezier een integraal onderdeel van de waarde van deze plaat vormen.
Dit wordt direct al duidelijk bij opener Slow Yourself Down. Het is een uiterst competent en representatief nummer, maar het verbleekt tot een relatief banale jazzsymfostamper naast de verstilde pracht van Mystic Queen. Het korte Separation eindigt in een zinderende gitaarsolo van Latimer die zonder meer tot de hoogtepunten van ’s mans toch niet bescheiden carrière gerekend kan worden. Instrumentaaltjes Six Ate en vooral Arubaluba zijn eveneens intrigerend.
In 2002 werd Camel’s oude werk in geremasterde vorm op cd gezet met de onvermijdelijke bonustracks. Bij deze plaat vallen hieronder de (in lengte bijna gehalveerde) singleversie van Never Let Go en bijna twintig minuten ongegeneerd jammen onder de naam Homage To The God Of Light. Laatstgenoemde hoort tot de overlevering uit de Marquee Club waar meer live-opnamen van de band hun oorsprong vonden. Het nummer was al verschenen op Pete Bardens’ soloplaat “The Answer” uit 1970, een jaar voor hij zich bij Camel zou melden. Deze opname uit 1974 laat nog steeds een volledig ontketende Bardens horen (hoewel ook de rest van de band zich niet onbetuigd laat), maar het nummer roept wel de kanttekening op dat de eerder al gememoreerde balans tussen vorm en inhoud op “Camel” tijdens deze bonustrack wel ietwat zoek is. Leuk om een (paar) keer te horen, maar zeker niet van hetzelfde niveau als de rest van de plaat.
“Camel” van Camel is een must-have voor iedere zichzelf respecterende symfonische rockliefhebber. Het ontbreken van een enkel prijsnummer van het kaliber Lady Fantasy of een tot de verbeelding sprekend concept zoals “The Snow Goose” heeft de waardering voor de plaat wellicht wat parten gespeeld, zeker omdat op het moment van uitkomen de naamsbekendheid nog verkregen moest worden. Anno nu zou ons dat echter niet meer in de weg mogen staan… kortom: een klassieker.
Casper Middelkamp