In een tijdperk waarin we iedere dag met onze neus op de harde feiten worden gedrukt (onderdrukking, terrorisme, honger, dorst, watersnood of droogte), kan ik me voorstellen dat er mensen zijn die, net als ik, af en toe terugdenken aan hoe het vroeger allemaal was. Hoe onbezorgd je in het leven kon staan toen je nog als jong ventje ’s avonds je bed in kroop of samen met je beste vriendje of vriendinnetje naar de jaarlijks kermis ging. Gevoelvol en zonder vals sentiment weet Andy Latimer met dit album exact dit gevoel bij mij op te roepen.Muzikaal weten we intussen waar Camel voor staat: melodieuze symfo met veel ruimte voor instrumentale passages, die de laatste jaren voornamelijk gedomineerd worden door Latimer’s gitaarklanken. En toch is het iedere keer weer verrassend waarmee hij op de proppen komt. Want “A Nod And A Wink” is verrassend genoeg een stuk lichtvoetiger dan we Camel in tijden gehoord hebben. Het titelstuk opent bijvoorbeeld dromerig en ademt de sfeer van een slaapliedje uit. Maar zodra de hele band zijn intrede doet, bevinden we ons op bekend terrein. En met name het laatste uptempo deel is gewoon Camel pur sang, met het tweestemmige duet van toetsensolo en gitaar. Simple Pleasures doet zijn titel meer dan eer aan met het bluesy gitaarspel van Latimer en lekker licht percussiewerk. A Boy’s Life en ook The Miller’s Tale laten een Camel horen zoals we die vanaf “Dust And Dreams” al vaker gehoord hebben. Beide vertonen een neiging naar een licht klassiek geluid, waarbij het eerste stuk door de combinatie meerstemmige gitaren/brede toetsenpartijen beduidend meer orkestraal uit de hoek komt, terwijl het tweede stuk door het grotendeels akoestische gitaarspel een kort rustpunt vormt op dit album.
Fox Hill is misschien wel het meest lichtvoetige nummer van het album. Het relaas van een vos die een paard uitdaagt tot een race door de heuvelen wordt met een vette knipoog gebracht. Vreemd genoeg roept de opening bij mij associaties op met Genesis‘ Harold The Barrel. Het heeft ook een Caravan-achtig gevoel. Zodra we bij het instrumentale middenstuk aankomen is het weer onmiskenbaar Camel. Met hier en daar ook lekker ruimte voor wat solistisch toetsenspel van Guy LeBlanc. Toetsenpartijen die overigens op dit album überhaupt een grotere variëteit aan klanken bevatten in vergelijking met de vorige paar albums. Met het instrumentale Squigely Fair brengen we een bezoek aan die mooie kermissen van vroeger. Opvallend hoeveel ruimte er is voor houtblazerklanken (klarinet en hobo) en het fluitspel van Latimer.
Met de eerste pianoklanken van For Today brengt Latimer ons weer terug naar de tegenwoordige tijd. Het is in dit stuk dat het ware meesterschap van hem komt bovendrijven. Niet dat hij met iets origineels op de proppen komt, want het langgerekte instrumentale middenstuk (feitelijk één lange gitaarsolo) past in de traditie van stukken als Ice en The Hour Candle. Het briljante zit hem in het feit dat hij wederom kans heeft gezien om pure emotie om te zetten in gitaarklanken die mij keer op keer recht in het hart weten te raken.
“Simple pleasures, silver treasures. Take me far, far away” zingt Latimer in het gelijknamige stuk. Voor hem mag het misschien zilver zijn, maar de muziek die hij ons met dit album schenkt is puur goud.
P.S. Voor al diegenen die graag willen weten waar die emotie in For Today vandaan komt, raad ik een bezoek aan http://911.navexpress.com/2.htm van harte aan.
Christian Bekhuis