‘prog·di·no m: oude progressieve rockband met hoogtijdagen typisch in jaren ’70 en scherp kwalitatief verval aan het eind van genoemde periode; wordt vaak gekenmerkt door een veelheid aan bezettingswisselingen, maar heeft doorgaans moeite geheel te stoppen
Slechts op één punt voldoet het Britse Camel niet geheel aan bovenstaande definitie: vanaf het begin van de jaren ’80 kwamen Andrew Latimer en co een aantal keren sterk terug. Anders dan bij nogal wat collega’s was het spreekwoordelijke verval ten tijde van de punk slechts tijdelijk. Zo, dan weten we tenminste waarom we door deze zure appel uit 1979 heen moeten bijten.
Na het al evenmin briljante “Breathless” scheidden de wegen van Camel en oud-Caravanbassist Richard Sinclair. Diens positie werd ingenomen door Colin “what’s in a name” Bass. Ook oudgediende Pete Bardens keert op deze plaat niet terug. Op zijn plaats achter de toetsen zitten nu Jan Schelhaas en Kit Watkins. Tel bij al dat gedraaideur op dat Rupert Hine de productionele honneurs waarneemt en de rampspoed kan amper nog onverwacht komen… toch?
Als je echt helemaal niks verwacht van deze plaat (iets waarbij de ‘nogal’ gedateerde hoes van een door de ruimte vliegende gekruisigde astronaut die kennelijk je huis kan zien je graag een handje helpt), komen er toch nog wat dingen voorbij die voor meevaller kunnen doorgaan. Openingsnummer Wait riekt vreselijk naar disco, maar als we daar eenmaal aan gewend zijn, blijft nog wel een prettig catchy liedje over. Eye of the Storm is een aardig ‘middle of the road instrumentaaltje’ en de fraai gedragen ballade Hymn to Her is met afstand het beste nummer op de plaat.
Er komen helaas ook wat nummers langs die de verwachtingen wel precies inlossen. Neon Magic is in wezen al stuitend fout, maar het bijna als camp aandoende toetsenwerk in de brug, redt het voor mij nog nét. Elke reddingspoging is echter vergeefs voor Remote Romance: waar bijvoorbeeld Rush in de vroege jaren ’80 nog wel wat positieve resultaten boekte door reggae invloeden in de rock te mixen, is deze flirt met “Reggatta de Blanc” iets om zo snel mogelijk weer te vergeten. En dan hebben we het nog niet over de deprimerende meligheid van Your Love Is Stranger Than Mine gehad. Beide nummers zijn overigens ook op single uitgebracht…
Een aparte vermelding verdienen de laatste tien minuten van de plaat, waar Andrew Latimer de show steelt onder de naam Ice. Het is een buitengewoon slepend instrumentaal nummer dat amper een meer misplaatste plek in het ruime Camelrepertoire kon krijgen dan juist op deze plaat. Voor nogal wat fans van de oude stempel maakt het nummer evenwel in positieve zin het verschil op deze plaat. Persoonlijk ben ik er niet bovenmatig kapot van, maar dat dit nummer een zekere authentieke kwaliteit heeft die een aantal andere nummers hier missen, staat buiten kijf.
“I Can See Your House From Here” is op zijn best onevenwichtig, maar zelfs de beste momenten laten me wat ambivalent (of gewoon verdrietig) achter: dit is niet mijn Camel. In vergelijking met Genesis en Yes waren de magere jaren voor deze dino vroeg begonnen. Evolutionair zijn kamelen echter toch succesvoller gebleken dan dinosaurussen: slechts twee jaar later zou Latimer zich weer wél op een positieve manier blootgeven.