Na jaren van steeds meer onregelmatige producties worden we nu plotsklaps binnen een jaar verrast met zowaar een nieuw Carptree album.
De productie van het Zweedse duo Flinck en Westholm wordt daarmee opvallend omhoog geschroefd, maar ik vraag me ook bezorgd af of er niet aan kwaliteit is ingeboet. Het eerste wat er namelijk in het oog springt, is de voor Carptree opvallende kleurrijke hoes waar ik een vlinder in zie die uit “Nimf” ontpopt moet zijn. Maar dat kan ook mijn wens zijn, want dat memorabele album heb ik hoog zitten. Dankzij het donkere thema en geluid zie ik het persoonlijk als hun beste album in hun oeuvre en behoort als toetsen georiënteerd album tot het beste in progressieve rock. Met zo’n kleurrijke hoesalbum is het ook de vraag of er sprake is van een andere koers. Maar wees gerust of teleurgesteld naar gelang je voorkeur. Nee, veel, zo niet alles blijft bij het oude.
Het (sub)imago van het duo blijft hetzelfde, dus de puntige snorren en baarden groeien nog weelderig aan hun gezichten. Het No Future Orchestra is ter ondersteuning weer opgetrommeld en dus worden diverse partijen professioneel ingespeeld. En wat vooral is gebleven zijn de prominente toetsenpartijen die dan eens subtiel maar meestal massief perfect kleur geven aan de gemoedstoestand waar het nummer over gaat.
Met een welgemeend welkom worden we Welcome geheten als opener dat verder gaat waar het vorige album gestopt is. Pompeus, zwaar aangezet en amper tijd om adem te halen vanwege de beklemmende sfeer. Kortom, ik heb er zin in! In de daarop volgende nummers gaat er aan intensiteit, beleving en impact een klein tandje eraf en biedt het gebodene ons af en toe het meer toegankelijke materiaal van “Man Made Machine” waar natuurlijk niks mis mee is. Met Celestial Sky als hoogtepunt worden deze nummers als modern realistische schilderijtjes hier mooi afgerond afgewerkt. Persoonlijk mis ik op dit album de subtiele pianothemaatjes die als muzikale rode draad door de verschillende nummers heen gevlochten zijn, zoals dat in “Nimf” opgesloten zat, om ons even een ademmomentje geven in alle bombast die over ons heen gestort wordt.
Nu krijgen we alleen in de korte nummers Instead Of Light en Someone Elses Play rustmomenten aangeboden waarin het laatste trouwens wel een erg mooi rustig nummer is. Daarna volgen nog tot slot met Eye Of The Storm en Sum Of All Senses relatief gezien lange nummers waarin tijd en ruimte genomen wordt voor de broodnodige tempo- en stemmingswisselingen. Dit soort nummers benaderen het niveau van pak ‘m beet het topnummer Between Extremes op “Emerger”. Let wel, benaderen, niet evenaren!
Na enkele luisterbeurten werd ik toch overtuigt. Met eenzelfde soort sinistere en duistere geluid van “Nimf” en “Emerger” benadert dit album de vorige albums. Voor de Carptree liefhebbers van voor het loodzware “Nimf” tijdperk breekt ook de zon weer af en toe door de donkere wolken heen en dat kan bevrijdend werken.
Jos Driessen