In 2010 was “A Child In The Mirror” van het uit Athene afkomstige Ciccada zowaar de eerste Griekse progplaat in bijna veertig jaar die wat stof deed opwaaien. De plaat kreeg vooral positieve recensies, hier op Progwereld van collega Erik Groeneweg, maar een doorslaand commercieel succes is het ongetwijfeld niet geworden en tot een hausse aan Griekse progbands heeft het ook niet geleid. Nu, vijf jaar later, is er met “The Finest Of Miracles” dan eindelijk een opvolger.
De kern van de band bestaat nog steeds uit zangeres Evangelia Kozoni, gitarist Yorgos Mouhos en Nicolas Nikolopoulos, die verantwoordelijk is voor de toetsen en voor een deel van het blaaswerk. Met Yiannis Iliakis heeft de band nu een vaste drummer in de gelederen, maar daar staat dan weer tegenover dat de baspartijen nu door drie verschillende muzikanten worden ingespeeld (met als vermoedelijk enige bekende naam Johan Brand van Änglagard, die Eternal voor zijn rekening neemt). Verder valt op dat het gebruikte instrumentarium van beide albums vrijwel gelijk is, maar dat van de dertien meewerkende artiesten er niet één op de voorganger meespeelde.
Mocht dit laatste bedoeld zijn om een herhalingsoefening te voorkomen dan is de opzet niet echt geslaagd. “The Finest Of Miracles” borduurt namelijk naadloos voort op zijn voorganger en biedt dezelfde mix van middeleeuws aandoende folk en symfonische rock die bands als Gryphon, Renaissance, Jethro Tull en Gentle Giant groot hebben gemaakt, gecombineerd met iets avontuurlijkere momenten die meer neigen naar RIO. “Als iets goed is, waarom zou je het dan veranderen?”, zal de band vermoedelijk gedacht hebben.
Hoogtepunt is voor mij het titelstuk, een achttien minuten durende suite die de laatste vijf tracks op het album beslaat, zonder daar overigens echt een eenheid van te maken. Wandering toont Ciccada van een meer rockende kant en heeft door het samenspel tussen dwarsfluit en gitaar een flinke Jethro Tull-invloed, terwijl As Fall The Leaves, met een prominente rol voor klarinet en viool, de band van de meer folk/klassieke kant laat zien. In het laatste stuk, Song For An Island, komen deze verschillende gezichten vervolgens nog eenmaal samen, waarbij door toevoeging van een vijftal koperblazers het muzikale palet nog eens verder verbreed wordt. Jammer is daarbij wel dat de suite, en daarmee het album, wat abrupt eindigt.
Het gebruik van Kozoni’s vocalen is wederom flink gedoseerd: twee nummers in het Engels en twee in het Grieks. Die eigen taal bevalt me overigens beduidend beter, haar Engels laat zich namelijk lastig verstaan, enerzijds door een zwaar accent en anderzijds door de nogal onnatuurlijke zanglijnen waar voor gekozen is. Aan de karakteristieke stem was ik na enige tijd wel gewend, maar de zang blijft voor mij het minste onderdeel van het bandgeluid.
Met “The Finest Of Miracles” weet Ciccada zijn geluid verder te perfectioneren, maar verder heeft het een vrij hoog ‘niets nieuws onder de zon’-gehalte. Erg is dat overigens in het geheel niet. “A Child In The Mirror” was een hele fijne plaat en datzelfde geldt voor deze opvolger.
Wouter Brunner