
Nieuw conceptalbum Glass Hammer
16 maart 2020
City Weezle heeft een wat vage geschiedenis die helemaal past bij de verbijsterende plaat die ze op de valreep van 2020 de wereld in brachten.
De band is in 2005 in Parijs opgericht door de Ier Simon Fleury, waarover de bijsluiter behulpzaam meldt dat hij van aardappels houdt. Na twee demo’s werd de band kennelijk een graag geziene gast in de ‘European underground fusion scene’ (is dat een ding?) en toerde men met bands als Sleepytime Gorilla Museum. Na het uitbrengen van debuutlangspeler “City Weezle” in 2010 raakte de band in het slop omdat drummer Ai Uchida terug moest naar Japan.
Nadat Fleury bij pianist en componist C.S.L. Parker lessen in experimentele vrije improvisatie had gevolgd (dat belooft veel goeds, lezer!), wist hij de band weer bij elkaar te brengen. De geschiedenis vermeldt niet wanneer dit heuglijke feit zich voltrok, maar in de jaren daarna schreef de band in Ierland, Frankrijk en Japan aan het nieuwe album, en betrok daarbij verschillende gastspelers, naast de legendarische Franse breakcore artiest Igorrr, die voor de mix verantwoordelijk is.
Tot mijn grote verbazing (en lichte horror) vindt de band – blijkens de begeleidende tekst – dit nieuwe album veel minder chaotisch dan het debuutalbum. Die plaat wil ik dan ook liever aan me voorbij laten gaan, want “No. 2” is al onwaarschijnlijk chaotisch. Dat kun je al een beetje opmaken uit de bands die Fleury inspireerden: Faith No More, Mr. Bungle, Primus, King Crimson en Frank Zappa.
Zanger Fleury heeft zeer duidelijk naar Mike Patton geluisterd, maar voegt aan zijn maniakale manier van zingen nog een scherp randje toe. Daarbij hebben sommige nummers iets weg van een op hol geslagen operette, met dito zang. Haaks daarop staan dan weer zijn Louis Armstrong imitatie en de swing-jazz van Even Weezles Get The Blues, zo’n beetje het gewoonste nummer van de plaat, het gecroonde Eskimo Pie (dat bijna een Frank Zappa pastiche is).
De plaat hangt een beetje uit het lood door de ongelijke verdeling van de nummers. Het begint uitzinnig met de aan Devlin Townsend herinnerende barokke metal opera’s als Captain Introspective en The Underground In Europe. Die zijn knetterdruk, maar wel virtuoos gespeeld. Dan volgt wat schreeuw metal die ik wel had kunnen missen. Iets over de helft komt al die rare jazz, die, zeker in het geval van Eskimo Pie, gewoon te lang duurt, waardoor de plaat enorm inkakt.
Gelukkig sluit City Weezle dan weer af met een potje Cluedo, waarin je, naast triphop-ritmes en King Crimson gitaarpartijen, uitermate psychedelische circusmuziek en lekkere metal te verstouwen krijgt.
Ik weet eerlijk gezegd niet of ik dit nou mooie muziek vind. Ik ben niet erg stuk van de zang van Fleury, maar er wordt wel donders goed gespeeld en de nummers zijn, met uitzondering van die jazz uitstapjes, heel interessant. Het aardigste vind ik het instrumentale Crimson Jig, dat razend knap in elkaar zit en door alle percussie zelfs een beetje Oosters aandoet. Wie zoveel stijlen in één en het zelfde liedje weet te knutselen, heeft heel wat in zijn mars. Als je niet wars bent van wat gekkigheid en lawaai, dan heeft “No. 2” een Grote Boodschap voor jou. (sorry!)