Ongeveer anderhalf jaar na het titelloze debuut komt Cloudscape al met de opvolger, “Crimson Skies”, op de proppen. Het eerste album mag zich op uiterst lovende kritieken verheugen. Ook collega Joost betitelde het debuut als ‘wereldplaat’. Aan Cloudscape dus de uitdaging om het succes van dat album te overtreffen. Voor veel bands blijkt dit echter een nauwelijks te nemen hindernis.
Cloudscape grijpt me echt vanaf het allereerste moment bij de kladden. Ik krijg gelijk visioenen van vervlogen tijden. De tijd dat ik progressieve rock voor het eerst ontdekte toen ik “Wounded Land” van Threshold opzette. Dit tweede album, “Crimson Skies” maakt dezelfde gevoelens bij me los. De verwondering, de schoonheid, de stevigheid in een perfecte mix. Er zijn maar weinig bands die een dergelijk reactie bij me hebben opgeroepen sinds Threshold’s “Wounded Land“. Waar zit, voor mij, de fascinatie voor de muziek van Cloudscape in? Allereerst is daar zanger Mike Andersson, zeg maar een verbeterde versie van Tom Englund (Evergrey). Daarnaast kloppen de nummers van begin tot eind, stevig afwisselend gitaarwerk vermengd met een vleugje toetsen en afgemaakt met gevarieerd drumwerk van Roger Landin.
Shapeshifter zet gelijk de toon. Luister naar de dynamiek, het subtiele toetsenwerk, de afwisselingen en de smaakvolle solo’s. Alles is uitgebalanceerd en laat ruimte om de verrichtingen van alle bandleden op de voet te kunnen volgen. Bij het opvolgende Shadowland ben ik al compleet overtuigd van de klasse van Cloudscape. In dit nummer worden Oosterse melodieën smaakvol geïntegreerd en zodoende wordt aan alle voorwaarden voor een klassieker voldaan.
Stilzitten is nagenoeg onmogelijk bij het swingende Take The Blame. Een aanstekelijk snel nummer met zeer gevarieerd drumwerk van Landin, maar tevens de flitsende gitaarsolo’s van Eliasson en Svärd tillen dit nummer naar een hoger plan. Het rustige begin van Psychic Imbalance gunt je even de gelegenheid om weg te dromen. Een ballade ontbreekt echter op dit album, zodat het wachten is op de onvermijdelijke schop onder de kont. Ook na vele rondjes blijft dat elke keer een heerlijk gevoel. Ja, in dit geval zijn masochistische trekjes mij niet vreemd. Het ene moment zachtjes strelend (de toetsenpartijen) en volgende moment fel van leer trekkend (de gitaarsolo’s en de ritmepartijen).
Spookachtig toetsenspel opent Breach In My Sanity om vervolgens stevig hakkend te vervolgen. Echter de afwisseling tussen die hakkende gedeelten en de refreinen, die verdomd gemakkelijk de gehoorgang inglijden, is van grote schoonheid. Bijna achteloos wordt dit tot één geheel gesmeed. Iets rustiger, maar eveneens voorzien van staccato akkoorden en subtiele toetsenpartijen, geeft Demon Tears vooral met een hoofdtelefoon op zijn geheimen prijs (de toetsenpartijen). Daarnaast doen sommige gitaarpartijen klassiek aan en ook dat is een pluspuntje op mijn lijst.
Een kermisorgeltje opent Someone Else. Zoals op de echte kermis wordt je aandacht getrokken door flitsende lichten (het gitaarwerk, solide basspel en gevarieerd drumwerk) en muziek (zang). Het gitaarwerk schreeuwt om aandacht en daar bovenuit laat Andersson zijn machtige stem schallen. De gelukzalige momenten van het bezoeken van alle attracties om het geheel af te sluiten met een onvervalste suikerspin. Die suikerspin is het toetje in de vorm van afsluiter Will We Remain. Sluit je ogen en laat je terug voeren naar die eerste ontdekkingtocht door progressief rocklandschap.
Natuurlijk heb je het al eerder voorbij horen komen, maar de uitvoering laat niets te wensen over. Laten we eerlijk zijn, elke dag een biertje of sigaret (of welke andere vorm van verslaving u ook hebt) gaat toch ook niet vervelen. Ik laaf mij nogmaals aan een uur “Crimson Skies” en druk nog maar een keer op de herhaalknop van mijn cd-speler. Het enige nadeel van dit album dat ik heb kunnen ontdekken is dat ik door het vele beluisteren de laatste paar dagen slaap te kort gekomen ben.
Rob van Oosten