Stel je bent muziekdocent, liefhebber van ‘symfonische rock’ en je wilt een eigen, lange compositie op de plaat zetten. Tegenwoordig welhaast een koud kunstje, maar niet in 1984. Dat was de tijd van langspeelplaten: eerst demobanden maken, daarna met een ruim budget de studio in en tenslotte wekenlang bezig zijn met de eindmix. Maar ook de tijd van synthesizerpop in de hitparade, drumcomputers, gitaarsynthesizers en elke maand Sym-info op de deurmat. De uit Wijchen afkomstige Erik de Vroomen had tussen 1981 en 1984 de lange suite Sounds Of Passion geschreven en ging na een zoektocht naar geschikte muzikanten – waarbij De Vroomen om onbegrijpelijke redenen toch niet koos voor meesterdrummer René Creemers – de MMP studio van Ton Masseurs in Waalwijk in. Laatstgenoemde had een behoorlijke reputatie als technicus en producent van regionale groepen. Behalve Erik de Vroomen bestond Coda toen uit Jack Witjes (gitaar), Jacky van Tongeren (basgitaar) en Mark Eshuis (drums).
Het leeuwendeel van “Sounds of Passion” bestaat uit het vierdelige titelnummer, dat in totaal een half uur duurt. Na een gesproken proloog met oerlelijk Engels, volgt het eerste deel met het hoofdthema. Toetsen – met name Yamaha DX7, Memorymoog, Hammond orgel en vleugel – overheersen, naast wat iel klinkende drums en een knijpende gitaar. Waar gaat dit allemaal naar toe? Vooral veel sfeer en een behoorlijk arsenaal aan klanken en variaties op het thema uit het eerste deel. Vooral Witjes weet met zijn gierende gitaar indruk te maken (met een knipoog naar Steve Rothery) en de aloude Novatron komt ook om de hoek kijken. In het derde deel harmonieert het fluitspel van Pip van Steen prachtig met de concertvleugel in het derde deel; dit stuk behoort tot de mooiste momenten van de plaat. Even later reikt het fretloze basspel van Van Tongeren en het saxspel van Auke de Haan tot eenzelfde passage. De finale met kerkorgel, koorzang en onweergeluiden heeft mij altijd iets te bedacht in de oren geklonken, ondanks de sublieme Moog-solo die Erik laat horen. Niettemin heeft “Sounds of Passion” mij dan al genoeg overtuigd. Hetzelfde geldt voor de tweede losse songs van de plaat, Crazy Fool and Dreamer en Defended. Aardige prog-ballads, die prima jaren 80 symfo laat horen: subtiel, verrassend en niet teveel opsmuk. In het totaal is het een plaat die zich op verschillende fronten kan meten met bijvoorbeeld het vroege werk van Pallas en qua intensiteit iets weg heeft van “Nude” van Camel. Het conceptuele uit zich zowel in de soms zwaar aangezette progressieve rock met een frisse, maar ook klassieke inslag. Dat uit zich ook in de gesproken en gezongen teksten.
Het meeslepende materiaal van de plaat viel in de studio van Masseurs in totaal verkeerde handen. Hij wist geen raad met de arrangementen en de stukken van De Vroomen werden gaandeweg de opnames steeds meer om zeep geholpen. Vooral de drumpartijen van Eshuis waren daar het slachtoffer van. De Vroomen trok z’n conclusies, dook samen met topproducer Jan Schuurman de Soundpush studio in Blaricum en de Bullet Sound Studio in Nederhorst Den Berg in en probeerde de zaak te redden. Dat lukte slechts ten dele. In de lengte van dagen bleef de man uit Wijchen spreken over ‘het beschadigde schilderij’. Hoewel boze tongen beweren dat hij altijd nog zint op ‘wraak’ en de plaat opnieuw wil opnemen, is dat anno 2007 ondenkbaar. Erik de Vroomen heeft de muziekindustrie vaarwel gezegd.
Deze heruitgave van dit stukje ‘classic prog’ is een zeer welkome aanvulling op de catalogus van Coda. Niet alleen klinkt het originele album beter dan ooit tevoren, maar maken ook de tracks van de zeldzame “Crazy Fool and Dreamer” cd-single uit 1992 onderdeel uit van de eerste cd, evenals edits van het titelstuk die zijn gebruikt voor een promotiesingle. Interessanter zijn de demo’s die op de tweede cd staan, waarvan een deel onder de naam Sequoia zijn gemaakt. De demoversie van Sounds Of Passion klinkt kaler, mysterieuzer en misschien wel iets krachtiger, zonder alle productionele toevoegingen van de latere plaat. Met name de toetsenpartijen springen er prachtig uit (vooral in “2nd movement”) en is qua geluid te vergelijken met het latere jaren zeventig-werk van Camel en soms ook Gentle Giant. De Vroomen heeft deze versie thuis opgenomen met (de onlangs overleden) bassist Maarten Holtz, gitarist Karel de Greef en drummer Jan Stavenuiter. Holtz en De Greef zijn bekend van hun werk met de Brabantse symfogroep Thomas Flinter en hebben zich zo te horen erg thuis gevoeld in het werkstuk. Maar waar zijn de repetities met René Creemers gebleven? Die hebben zeker niet misstaan op deze uitgave.
Daarnaast bevat de tweede cd de missing link tussen “Sounds of Passion” en “What A Symphony”, de tweede Coda-plaat uit 1996. De demoversies van The Proud Tower (waarin Eshuis het drumspel van Pierre van der Linden wel erg dicht benadert!) en What A Symphony zijn de schetsen voor het omvangrijke tweede project van Erik de Vroomen. Die stukken zijn overigens ook (samen met de extra toetsenist Frank Bieker) gerepeteerd voor optredens volgend op de release van “Sounds of Passion”, maar verder dan de muziekschool in Wijchen is de groep nooit gekomen.
“Sounds of Passion” blijft een hartstochtelijk gemaakte plaat, die ondanks de combinatie ‘epic’ en ‘pop song’ geen kind van zijn tijd is, maar toch op veel waardering van zowel pers als publiek heeft kunnen rekenen. Desalniettemin haal ik hem nog af en toe uit de kast, simpelweg omdat ik het een icoon in de Nederlandse prog vind. En met deze ’21st Anniversary Edition’ is het plaatje compleet. Een meesterzet van voormalige manager Ton Strik, die al jarenlang liet doorschemeren dat hij “Sounds of Passion” graag opnieuw wilde uitbrengen. Dat is nu voortreffelijk gebeurd, waarmee Pseudonym laat zien dat zij nog steeds een prachtig eindproduct kan afleveren. Zowel de remastering van de opnamen, de drukkwaliteit van het hoesje als de informatie in het boekje, het is helemaal af. Wat mij betreft is dit dé heruitgave van 2007.
Wouter Bessels