De beruchte ‘moeilijke tweede plaat’ bleek ook voor het Australische trio Cog een geduchte hobbel. De band deed er drie jaar over om die hobbel te nemen, inclusief een tien maanden durend, moeizaam opnameproces.
Gelukkig betalen die inspanningen zich absoluut uit in de productionele kwaliteiten van dit album: “Sharing Space” klinkt als een klok. De muziek is verrijkt met akoestische instrumenten als een viool en veel gitaren, er is lang nagedacht over de achtergrondkoortjes en de toevoeging van antieke synthesizergeluiden is een goede vondst. De band hoefde alleen nog maar wat nieuw materiaal aan dit rijke palet toe te voegen.
Daar gaat het een beetje mis.
In de eerste plaats besluiten de drie mannen om álles op de plaat te zetten. Er is al vaker gememoreerd: 72 minuten is echt té lang voor een cd. Je moet wel héél wat in je mars hebben als je de luisteraar zo lang weet te boeien. Cog had zichzelf een goede dienst bewezen als er ten minste twintig minuten muziek in portefeuille was gebleven.
In de tweede plaats klinkt zanger Flynn als een Dalek (Hij zingt zelfs een keer “obey!”). Hij heeft een harde stem die uitermate kwaad en hooghartig klinkt als hij voluit gaat. Dat is vermoeiend; alsof je vijf kwartier lang op vermanende toon wordt toegesproken. Gelukkig heeft hij ook een rustiger standje: als hij zachter klinkt krijgt zijn stem een prettig schor randje en veel meer soul. Die stem gebruikt hij echter (te) weinig.
In de derde plaats is de muziek niet echt briljant. Cog speelt energieke, stevige en dramatische rock, net als bloedverwanten als King’s X, The Tea Party, Silverchair of The Manic Street Preachers. Met die laatste band hebben de Aussies ook wat politiek getinte teksten gemeen, waardoor een zekere drammerigheid ontstaat. Cog heeft aandacht voor melodieën, maar een flink aantal stukken blijft toch steken in veel geschreeuw en weinig wol.
Dat is jammer, want de drie zijn uitstekende muzikanten, die raad weten met verduiveld ingewikkelde maatsoorten en die goed met dynamiek spelen. Dat is echter nog niet genoeg voor een afwisselend of boeiend album. De sterkste nummers zijn het ritmisch knappe What If, dat beduidend relaxter klinkt, Sharing Space, een goed liedje met een kop en een staart, en Bitter Pills, waar de eerder genoemde stokoude synthesizer een fraaie toevoeging is. Andere stukken maken geen enkele indruk, zoals de lange afsluiter Problem Reaction Solution. Al bij het vijfde liedje vond ik de stukken teveel op elkaar lijken. Dat is geen goed teken. Een herkenbaar refreintje hier en daar had de boel aanzienlijk opgefleurd.
Deze band kent eigenlijk maar één trucje. Ze doen dat met veel inzet en inventiviteit, maar – vooral omdat echt goede liedjes ontbreken – gaat het allemaal snel vervelen. Een aanzienlijk kortere plaat met meer afwisseling had geholpen. De luisteraar kan daar gelukkig zelf aan bijdragen: na een eerste draaibeurt weet je wel welke stukken je voortaan kan overslaan. Dan blijft er weliswaar maar een half uurtje over, maar dat is dan ook zeer de moeite waard.
Erik Groeneweg