Alleskunner Colin Masson brengt ons zijn wel heel erg door Mike Oldfield beïnvloedde debuut, met daarop slecht drie songs. De prachtige voorkant is door Colin Masson zelf geschilderd en dat is het enige verschil dat ik tussen hem en Oldfield heb kunnen bemerken. Isle Of Eight grenst aan het plagiaat, maar heeft helaas niet dezelfde hoge kwaliteit als de platen die zijn voorbeeld aan het begin van de jaren zeventig maakte.
Het titelnummer is een aaneenschakeling van diverse thema’s, waarvan sommige wel aardig zijn, maar andere zelfs na vele malen luisteren geen indruk kunnen maken. Het geheel laat zich luisteren als een soort Amarok, zonder dat meesterwerk van Oldfield ook maar te evenaren. Interessante thema’s beginnen bij 3:00 en 3:45. Ook de combinatie van blokfluiten en akoestische gitaar klinkt aanstekelijk. Vanaf 8:30 wordt het tempo verhoogd en gaat er van alles mis. De melodie is flauw en het tempo werkt weinig aanstekelijk. Na een kort intermezzo volgt een belangrijk nieuw thema bij 10:15, waarna Cathy Alexander een stukje zingt. Moet ik het nog hebben over het reggae-achtige themaatje daarna en de hardrock-richting die het nummer daarna opgaat? Rond 16:00 krijgen we wat akoestisch gepriegel, waarna met handgeklap het tempo weer voorzichtig vorm krijgt. Wat volgt valt in de categorie ‘net niet’. Het kerkorgel rond 19:08 is veelbelovend, maar ook op deze basis vindt Masson niet zijn stijl. Het thema dat volgt is tenenkrommend slecht en eindigt het nummer met een fade-out.
Het tijdens de vorige zonsverduistering geschreven Total Eclipse begint met een akoestische, door folk beïnvloedde melodie, een interessant thema dat Masson bijna vier minuten volhoudt. Bij 4:05 komt het volgende thema op elektrische gitaar en gooit Masson de dynamiek er in, al snel gevolgd door een nieuw thema op 5:26, waarover een solo gezet wordt. Op 7:26 wordt een wat minder interessant toetsenthema van stal gehaald, terwijl het tempo al die tijd gelijk is gebleven. De gitaar neemt de toetsen over en heel bombastisch krijgen we even een vraag-antwoordspel van Masson. Op 9:03 krijgen we wéér een nieuw thema, waarop een aantal uitwerkingen volgt en waarbij de spanning langzaam wordt opgevoerd, alsook het tempo. Op 11:39 volgt een variatie op blokfluit, dat in combinatie met een piccolo een grappig feestelijk tintje krijgt. Op 12:43 volgt een rustpunt op akoestische gitaar, mooi maar ook wat saai. Op 14:37 komt de elektrische gitaar er voorzichtig bij en vormt zich langzaam een nieuwe, en mooie melodie, gevolgd door een solo. Op 17:30 komt middels een zware gitaar een eind aan het genot. Op een drukker tempo werkt Masson een oninteressant thema uit, dat bovendien te lang doorgaat. Dan krijgt Cathy Alexander het op 23:56 voor elkaar te zingen als Jon Anderson, en dan hebben we het wel gehad. Alles bij elkaar, zeker de eerste 16 minuten, toch het sterkste nummer.
Tenslotte opent het kortste nummer, maar toch nog klokkend op bijna dertien minuten, hoopvol met spookachtige klanken en een simpel, maar doeltreffend melodietje, dat zowaar wordt vastgehouden. Helaas wordt het nummer verpest op 6:40 door een afschuwelijk folkthemaatje, dat de cd ook nog eens afsluit. Misschien dat folkliefhebbers er eens naar willen luisteren, ik vind het niks.
Wat Colin Masson nodigt heeft voor de volgende keer is een goede producer, die hem duidelijk maakt waar hij door moet gaan en waar te stoppen. Nu worden interessante melodieën weggemoffeld en zwakke thema’s eindeloos uitgewerkt. We willen graag een vervanger voor de dolende Mike Oldfield, maar vooralsnog is Colin Masson dat niet.
Markwin Meeuws