Copernicus, het alter ego van de Amerikaan Joseph Smalkowski, laat zich in het blaadje dat de promoversie van deze cd vergezelt een dichtende performer noemen. Dat – en zijn grijze konterfeitsel op de hoes helpt een handje – doet deze recensent terugdenken aan de roerige jaren ’60 van de vorige eeuw. Niet dat ik die bijzonder bewust heb meegemaakt, maar zeker nu Simon Vinkenoog ons net ontvallen is, zijn de beelden uit die tijd sterker dan anders. Hoe dan ook, dit is een eigenaardige plaat. Dat zijn we een beetje gewend van Moonjune, maar “Disappearance” is nog net een stukje eigenaardiger dan alle andere bijzondere platen die het label uitbrengt.
Copernicus werkt als volgt: hij bedenkt een thema, een onderwerp en een sfeer. Vervolgens laat hij een bandleider (in dit geval Pierce Turner) een band samenstellen. Die band komt op een dag bij elkaar, krijgt uitgelegd wat de bedoeling is en begint te spelen. Copernicus draagt, brult en fluistert daarbij zijn gedichten voor, die hij veelal ter plekke concipieert. Iemand neemt het mooi op en klaar is kees. Met zo’n simpel procédé is het nog een wonder dat Copernicus niet veel meer platen heeft gemaakt. Ik schrijf wonder, ik bedoel zegen.
Het doet een beetje denken aan de projecten van producer Kip Hanrahan, die in de jaren ’70 en ’80 op die manier een handvol even wonderschone als irritante albums maakte. Wonderschoon vanwege de momenten dat het ergens op leek, irritant vanwege de vele keren dat het volkomen ontspoorde.
“Disappearance” is geen album dat lekker wegluistert. De stem van Copernicus, de donkere grom van een man op leeftijd die zich staat aan te stellen, is nogal dwingend. Hij leutert maar door, vellen vol tekst over subatomische deeltjes, quark plasma en de revolutie, die tegelijkertijd schijnt te bestaan en niet schijnt te bestaan. Verwarrend? Geen touw aan vast te knopen! Maar goed, dat hoeft niet altijd met kunst, vooral niet met slechte kunst.
Ondertussen kwijt het muzikale gezelschap zich braaf van de ondankbare taak dit gezwatel in woord en gebaar te onderstrepen. Dat gaat gepaard met mooi gitaargetokkel en scheel synthesizergejammer, toeters en heel veel geween en geknars. Mooi is het maar heel af en toe. Dat maakt niet uit, want Copernicus joelt en preekt aan een stuk door. Hij doet me denken aan zo’n krankzinnige wetenschapper uit een oude horrorfilm. En ook een beetje aan mijn held William ‘James T’ Shatner die Lucy In The Sky With Diamonds staat te acteren. “The plasma is my friend!” Yeah, right!
Het eindresultaat is – maar dat zag je al aankomen – vreselijk. Niet om aan te horen geluidvervuiling, onwaarschijnlijk vervelende antimuziek. Moonjune noemt het jazz, ik noem het volkomen drieletterwoord. Het is dat deze muziek te weinig met prog te maken heeft, anders was het een serieuze kanshebber voor de eretitel ‘Slechtste plaat van het millennium”.
In het nare The Blind Zombies huilt Copernicus: “96% van alle materie in het universum kan niet door de mensheid waargenomen worden.” Is het daarom niet des te verschrikkelijker dat in die 4% die we wel waarnemen zo’n misbaksel als dit moet bestaan?
Erik Groeneweg