Stel je voor dat je zo’n beetje alle instrumenten kunt bespelen, dat je een eigen studio hebt en dat je ook nog eens geweldig kunt componeren? Hoe gaaf zou dat zijn? Ik zou elk vrij uurtje in mijn studio doorbrengen. Als je kijkt naar multi-instrumentalisten in de progwereld dan staat zonder twijfel het Cosmograf van Robin Armstrong aan de top. Sinds zijn zeer ambitieuze album “When Age Has Done His Duty” levert hij alleen nog maar topalbums af. Voor dit album bracht Armstrong ook heel wat uurtjes in de studio door. Volgens eigen zeggen was dat dit keer een ware slijtageslag. Deze perfectionistische Brit legt de lat dan ook behoorlijk hoog voor zichzelf.
Maar het resultaat mag er wederom zijn. Dit keer koos hij voor een verhaal met een alien-tiwst, gebaseerd op een boek van de Franse filosoof Albert Camus. Net als op zijn vorige albums is het filmische geheel weer zeer sterk aanwezig. Dit album moet je in zijn geheel ondergaan. Met de koptelefoon op komt het verhaal vanzelf tot leven. Al moet ik zeggen dat bij dit album het verhaal een stuk minder eenvoudig te volgen is. Er is veel ruimte voor eigen interpretatie.
Het filmische heeft ook een nadeel. Op dit album maakt hij veelvuldig gebruik van gesproken monologen, nieuwsberichten, ingesproken voicemail berichten en andere samples. Dat kan afleidend werken en maakt dit album minder geschikt om af en toe eens een nummer op te zetten. Als je er echt op gaat letten, zou het zelfs ook storend kunnen werken.
De ingehuurde muzikanten zijn weer van grote klasse. De drums van Nick D’Virgilio zijn, zoals altijd, van zeer hoog niveau. Dat geldt overigens ook voor het basspel van Dave Meros (Spock’s Beard). Bij vlagen behoort dit album trouwens tot het meest stevige dat Robin Armstrong tot nu toe produceerde. De gitaarfiffs knallen soms behoorlijk door je speakers. Ik geef persoonlijk meer de voorkeur aan zijn meer lyrische en jazzy aanpak zoals te horen was op zijn vorige drie albums.
Sterkste troef van dit album vind ik het lange afsluitende titelnummer. De invloeden van Pink Floyd zijn hier evident aanwezig en ook de zang van Rachael Hawnt draagt hier aan bij. Ook het dragende Arcade Machine is erg mooi. Het zalige basspel en de mooie toetsentapijten doen terug denken aan zijn album “The Man Left In Space”. De gitaarsolo tegen het einde is de kers op de taart. Helaas staat daar ook een aantal magere composities tegenover en dat is jammer. Samen met de overdaad aan samples, maakt dit “The Unreasonable Silence” tot een wat onevenwichtig album.
Maarten Goossensen