Eerste even de administratie doen. Guy Manning kennen we als zichzelf – Manning – goed voor vijftien cd’s. Maar ook van Parallel Or 90 Degrees, The Tangent en United Progressive Fraternity. Saxofonist Marek Arnold kunnen we kennen van Toxic Smile, Seven Steps To The Green Door, Flaming Row en ook UPF. Toetsenist Sean Timms was een van de oprichters van Unitopia en is betrokken bij Southern Empire. Hij doet ook de productie. Samen zijn ze Damanek. Manning zorgt voor MAN in de bandnaam, EK is het slot van Marek en DA komt van bassist Dan Mash, maar die is inmiddels vertrokken. Het is echt wel Manning’s band, hij schrijft alles, speelt toetsen, akoestische gitaar en zingt vooral heel veel.
De eerste twee cd’s werden behoorlijk goed ontvangen. Nummer drie, “Making Shore”, ligt in mijn speler te draaien, ik ben benieuwd.
A Mountain Of Sky is een vrolijk uptempo nummer waarin we kennismaken met de zang van Guy Manning. Wie hem wel eens gehoord heeft zal de gelijkenis met Jethro Tull’s Ian Anderson niet zijn ontgaan. Hij heeft ook zo’n typische, degelijke, soms licht geaffecteerde Britse stem. Het nummer nodigt uit tot meezingen, solo’s op toetsen, saxofoon en gitaar volgen elkaar op. Geen onaardige start, maar het huis schudt ook niet op zijn grondvesten.
Een zweem van het ritmische van Steely Dan komt beschaafd uit de boxen in Back2Back. Een lange gitaarsolo valt op, waarop Marek antwoordt. Het swingt, een trompet zorgt voor gepepper, er zijn priegeltoetsen. Met de altijd ontspannen stem van Manning erbij is dit veel meer pop dan prog. De volgende vijf nummers zijn ook van dat soort niet zo opvallende, toegankelijke liedjes. Manning creëert verschillende sferen, nu eens Oosters, met de nodige percussie, dan wil hij ons onder water doen belanden. Een lik ontspannen jazz is zo nu en dan te horen en regelmatig duikt Marek op met een solo. Die gast speelt echt goed. De gitaarsolo’s zijn op en uit de keyboards komen zalvende en soms wat aparte geluiden om toch weer even wat anders te laten horen. Eén keer zijn lichte gitaarriffs te horen, maar het blijft toch heel beschaafd en ontspannen allemaal.
En het is dus vooral Manning die we horen zingen. Degelijke stem, maar er gaat weinig vanuit. Soms doet hij me ook nog aan Gary Rafferty denken. En zo lijkt dit album, met keurige muziek, op het brave af, met lichte progtrekjes, dat weinig opzien baart, tamelijk anoniem richting de uitgang te schuiven.
Maar…er is een deel twee, Oculus getiteld, dat – in vijf delen – in totaal een half uur in beslag neemt. Een epic pur sang dus, waar ik even extra goed voor ga zitten. Lukt het Guy Manning een muziekstuk op te bouwen dat je aan je stoel gekluisterd houdt en je aan het eind in verwondering achterlaat? Het teleurstellende antwoord is: nee!
Oculus begin met een instrumentaal stuk (een verademing om even niet die zang te horen), dat veel orkestratie, strings en piano bevat, met het nodige blaaswerk. Dat kan er nog mee door. Dan is het weer de beurt aan Manning. Hij moet zich kennelijk door heel erg veel, door hem zelf bedachte, tekst heen zingen en nu gaat het echt ontzettend storen. De muziek achter zijn zang is gewoon muzak. Bijna niet te hachelen dit. De gitaarsolo, helemaal aan het eind, kan deze oersaaie draak van een epic van geen kanten redden.
Of DaMANek met deze vlakke, rustige crossover-prog de kust haalt, ik vraag het me af. Ik zie toch eerder een schikbreuk aankomen. Anders gezegd, ik ben niet zo onder de indruk van “Making Shore”.