
Darkwater – Calling The Earth To Witness
22 mei 2008
Soms is het geheel meer dan de som der delen. Wanneer je twee waterstofmoleculen en een zuurstofmolecuul onder de juiste omstandigheden samenvoegt, krijg je een verbinding met heel andere eigenschappen dan die van waterstof of zuurstof, namelijk water. Soms gebeurt iets vergelijkbaars in de muziek. Niet alle bands die bekende materialen samenvoegen klinken als iets eigens. In dit geval voegt een band twee delen Dream Theater en een deel Pain of Salvation samen, en krijgt wel een verbinding met eigenschappen van heel eigen progressieve power-metal, namelijk Darkwater.
Darkwater is een vijftal prima muzikanten uit het westen van Zweden dat ruim de tijd neemt om hun albums van puike composities en productie te voorzien. “Human” is pas hun derde album in twaalf jaar. Ook nemen ze hun taak als schrijvers van songteksten uiterst serieus. In een fraai vormgegeven boekje geven ze in uitstekend Engels hun beschouwingen weer over wat het is mens te zijn: hoop en angst, relaties en eenzaamheid, dood en leven. Hier en daar vermoed ik religieuze diepten.
Maar dan de muziek. Met een kalme entree op piano zet het eerste nummer, A New Beginning, de toon met prettige powermetal die door de samenzang soms wat naar Pain of Salvation neigt. In vergelijking met hun debuut “Calling The Earth To Witness” wat meer powermetal dan progressieve metal. Bijna alle nummers klokken rond een minuut of acht, waarin de heren de tijd nemen voor opbouw, wisselingen en solo’s. Zo doet het tweede nummer, In Front Of You, qua refrein wel denken aan As I Am van Dream Theater (“Train of Thought”), maar heeft ook een eigen messcherpe toetsensolo (net als op Burdens). Aan melodie en power geen gebrek, dat mag meteen duidelijk zijn, en die lijn wordt op de rest van het album doorgetrokken. Veelal blijven de toetsen meer op de achtergrond en voeren bijvoorbeeld in het slotnummer Light Of Dawn lekker rondslingerende gitaarsolo’s, strak drumwerk en glasheldere basriffs de boventoon, met zang in een catchy refrein ergens tussen James Labrie en Daniel Gildenlow. Voorwaar geen slechte aanbevelingen, zeker voor liefhebbers van, zeg, “Falling into Infinity” of “Six Degrees Of Inner Turbulence”. Kortom, waarom zou deze plaat niet zomaar in de Progressive Chart terecht kunnen komen?