Op 18 mei 1979 verschijnt op het RCA-label “Lodger”, het dertiende studioalbum van de Britse singer-songwriter David Bowie. Na de albums “Low” en “Heroes” uit 1977 gaat “Lodger” de boeken in als afsluiter van de zogeheten Berlijnse trilogie. Eind jaren ’70 woont Bowie namelijk in Berlijn, dit zowel om van zijn overmatig drugsgebruik af te komen, als vanwege zijn groeiende interesse in de Duitse muziekscene. De plaat is wederom geproduceerd door Bowie zelf en Tony Visconti. Het is interessant om te zien hoe de drie albums zich tot elkaar verhouden. Bowie had de naam een creatieve trendsetter te zijn, nietwaar?
Het grote verschil met “Low” en “Heroes” is dat “Lodger” geen instrumentale, toetsengerichte nummers bevat. Door het uitblijven van dergelijke vaak mede door Brian Eno gecomponeerde stukken is het ambiente karakter van de plaat beduidend minder groot. Geen intrigerende experimenten hier, gewoon tien afgeronde nummers die in de Bowie-stijl van dat moment de ronde doen. “Lodger” laat een avant-gardistische vorm van popmuziek horen waar de neiging tot lichtvoetigheid niet onderdrukt wordt.
Toch is het album ook een uitdaging en horen we muziek met een smakelijk new wave-achtig, progressief randje. Er is lekker soepel baswerk en het ronkt niet alleen in het Talking Heads-achtige DJ. Het zit overal. “Lodger” kent veel creatieve toetseninvullingen waarbij de partijen van Bowie zelf op de Chamberlin (een soort Mellotron) er uit springen. Af en toe is er een vurig gitaarmoment dat de levendigheid van de nummers nog eens extra ten goede komt. Neem wat dat betreft de licks in het krautrock getinte Red Sails of die in het op single verschenen Boys Keep Swinging. Adrian Belew en Carlos Alomar zijn bijzondere muzikanten. Hoe je ook over de muziek denkt; eigenlijk word je op elk Bowie-album overrompeld door dat ene ding: die stem van hem met z’n intense, hartstochtelijke klanken.
Op “Lodger” is hij weer goed bezig. De thematiek qua teksten gaat twee kanten op. De eerste vijf nummers gaan over reizen zoals je aan de titel van het melodieuze openingsnummer Fantastic Voyage al kunt aflezen. Opmerkelijk is dat de stem van Bowie hier in de laagte wat doet denken aan die van Frank Zappa, maar dan warmer. Het nummer sluit trouwens naadloos aan op het werk van voorganger “Heroes”. In deze fase stoeit Bowie ook met wereldmuziekachtige fratsen, zoals in het etnische African Night Flight en tijdens het verrassend leuke reggaenummer Yassassin dat overgoten is met Turkse invloeden. Op de tweede kant van het album gaat het over de Westerse beschaving, hetgeen tot uiting komt in eerdergenoemde DJ en Boys Keep Swinging, maar ook in het daverende Look Back In Anger en de wat slepende afsluiter Red Money. Het is typerend voor bijna alle tien nummers dat Bowie ze serveert met een flink ritme. Het algehele sfeertje is hierdoor niet bepaald relaxt, als je dat al zocht.
Hoewel “Lodger” zich terecht laat afficheren als een toegankelijk Bowie-album groeit de plaat per draaibeurt. Een trend wordt er niet mee gezet, maar dat Bowie alert was en zeer gevoelige antennes had maken dit album tot het perfecte sluitstuk van de trilogie.