Kastellorizo is een klein Grieks eiland dat deel uitmaakt van de ‘Dodekanesos’, een negen eilanden tellende eilandengroep. Het vormt het uiterste oostpuntje van Griekenland en is 72 zeemijl van de haven van Rhodos en één mijl van de Turkse zuidkust verwijderd. Eén van de grote trekpleisters van dit ‘vergeten paradijsje’ is een kasteel dat in de veertiende eeuw gebouwd is. Daar deze vesting op roodgekleurde rotsen is gelegen, wordt het in de volksmond ook wel het ‘Rode Kasteel’ genoemd. Het is dus dit kasteel waaraan dit eiland zijn naam heeft ontleend: ‘Castello Rosso’.
Dit pittoreske, rotsachtige eiland, gelegen op het grensgebied tussen Europa en Azië, telde aan het begin van de vorige eeuw omstreeks 15.000 bewoners. Vandaag de dag heeft het echter slechts iets meer dan 200 permanente inwoners, waarvan voor het merendeel vissers. Deze massale exodus van het eiland wordt op geraffineerde wijze als metafoor gebruikt voor één van de motieven van “On An Island”, waarmee we, na wat toeristische omzwervingen, alsnog zijn aanbeland bij het hoofdthema van dit schrijven: de plaat van David Gilmour.
Dit album is, na het titelloze debuut uit 1978 en “About Face” uit 1984, pas de derde soloplaat van de Pink Floyd-gitarist. Het onvolprezen debuut beschouw ik nog altijd als een bijzonder aangenaam tussendoortje dat David Gilmour samen met twee oud-collega’s opneemt in een tijd waarin Roger Waters voor bouwvakker speelt. Was zijn eersteling derhalve een perfecte manier om zijn creatieve ei kwijt te geraken, “About Face” kan dan weer makkelijk gezien worden als een doelbewuste, doch niet geheel geslaagde poging om onder het Pink Floyd-juk vandaan te komen en op eigen benen te staan. En nu is er dan, na maar liefst tweeëntwintig jaar, “On An Island”…
Gehuld in een werkelijk schitterende, doch enigszins onhandzame verpakking ademt dit plaatwerk onmiskenbaar een sfeer van berusting, tevredenheid en zelfbespiegeling uit. Dit komt onder meer tot uiting in de teksten op de plaat. Deze komen evenals op “The Division Bell” uit 1994, het laatste studioalbum dat onder de Pink Floyd-vlag is verschenen, voor een belangrijk deel van de hand van zijn vrouw Polly Samson. Met haar doorgaans hevig introspectieve schrijfsels weet zij meer dan eens de juiste snaar te raken.
Met David Gilmour’s voorgeschiedenis in het achterhoofd valt het uiteraard te verwachten dat “On An Island” geen puur conceptalbum is geworden. De zelfbeschouwende teksten kennen echter wel min of meer een rode draad, waarbij ik al vlug moet denken aan zeer persoonlijke en filosofische termen als gelatenheid, liefde, voldoening, de dood, familie en het leven. Kortom, dit album richt zich tekstueel gezien voornamelijk op de elementaire en fundamentele kanten van het leven.
Terwijl de teksten grotendeels worden uitbesteed aan vrouwlief, neemt David Gilmour gelukkig wel zijn verantwoording aangaande (het componeren van) de muziek. In tegenstelling tot zijn vorige soloalbum kent deze een beduidend hoger gehalte aan raffinement en finesse en dat komt uiteraard de sfeer en ambiance van het werkstuk ten goede. Een enkele uitzondering daargelaten, is “On An Island” dan ook een buitengewoon ingetogen en ontspannen album geworden van een gitarist die met een tevreden gevoel op zijn leven terugkijkt.
Geheel in overeenstemming met de tekstuele inhoud, grijpt “On An Island” muzikaal meer dan eens terug naar vervlogen tijden die (soms ver) achter ons liggen. Daar de plaat bol staat met echo’s van zijn ooit innovatieve werk met Pink Floyd, biedt het album derhalve, muzikaal gezien, zeer weinig verrassingen. Zo hoor ik onder meer flink wat referenties aan albums als “Meddle”, “Dark Side Of The Moon”, “Wish You Were Here” en vooral “The Division Bell”. Bovendien bespeur ik hier en daar duidelijke sporen van zijn twee soloplaten, waarbij vooral uit het debuut geciteerd wordt.
Om dit album te kunnen verwezenlijken heeft David Gilmour zich overigens laten omringen door een legertje gastmuzikanten, waarbij ik de vaak subtiele bijdragen van B.J. Cole, David Crosby, Caroline Dale, Jools Holland, Alasdair Malloy, Graham Nash, Richard Wright en Robert Wyatt niet onvermeld wil laten. Naast zijn levensgezellin, die hier en daar ook muzikaal en vocaal wat bijspringt, komen de belangrijkste bijdragen echter van Phil Manzanera, Zbigniew Preisner en Chris Thomas. Preisner is dirigent en derhalve in die hoedanigheid verantwoordelijk voor alle orkestrale arrangementen op het album. Manzanera fungeert dan weer als belangrijkste muzikaal klankbord, terwijl hij tevens met Thomas co-producer is. Desalniettemin komt de meest indrukwekkende bijdrage van de gitarist zelf, die op voortreffelijke wijze en meer dan eens toont nog altijd en met afstand mijn favoriete snarenplukker aller tijden te zijn.
Toch is lang niet alles rozengeur en maneschijn. Zo zijn de arrangementen af en toe van de meest stroperige kwaliteit. Deze willen soms zelfs richting het werk van Alan Parsons neigen en dat mag wat mij betreft beslist niet als een compliment gezien worden. De zoetsappigheid wordt verder in stand gehouden door de falsetachtige zang van David Gilmour, die werkelijk uit zijn voegen barst van allerlei, zoetgevooisde zangeffecten. Mede hierdoor brengt zijn stemgeluid op deze plaat af en toe een tenenkrommend effect bij mij teweeg. Met de tekstuele inhoud in het achterhoofd begrijp ik zijn besluit best, maar een effectje minder had best gekund.
Ook de algehele kalme uitstraling van de plaat lijkt in eerste instantie eerder negatief dan positief uit te pakken. “On An Island” scheert immers ten gevolge hiervan af en toe vervaarlijk dicht langs gezapig- en bloedeloosheid en dat kan toch nooit de bedoeling zijn geweest. Desalniettemin nodigt juist die bedaardheid de luisteraar uit om de plaat aan een uitgebreider onderzoek te onderwerpen. Immers, pas na herhaalde beluistering blijkt hoe goed dit album is geconstrueerd. De elf nummers blijken stuk voor stuk bijzonder doordacht en ingenieus te zijn opgebouwd met een buitengewoon oog voor detail en finesse.
Tekstueel zeer persoonlijk en mede om die reden muzikaal bijzonder ingetogen, waarbij ik toch niet aan de indruk kan ontkomen dat de muziekstukken soms ietwat te relaxed klinken. Toch vind ik “On An Island” een zeer fraai, sterk melodisch werkstuk dat in het bijzonder in de smaak zal vallen bij fans van “The Division Bell” en, in mindere mate, het oudere werk van Pink Floyd. Ook liefhebbers van zijn eerste soloplaat kunnen de plaat best eens gaan uitproberen in hun favoriete cd-winkel.
Verlost van de molensteen genaamd Pink Floyd doet de gitarist zichzelf en ons een bijzonder groot genoegen door op de proppen te komen met een plaat die niet overloopt van overdadige bombast en misplaatste hoogdravendheid. In plaats daarvan weet David Gilmour op “On An Island” een erg geraffineerde subtiliteit aan de dag te leggen, die ik sinds lange tijd niet meer van hem gehoord heb. Wie beweerde ook alweer dat een uitzonderlijk kunstzinnige opwelling enkel en alleen door negatieve persoonlijke ervaringen in gang kan worden gezet?