Als David Sylvian in 2003 met “Blemish” het eerste wapenfeit produceert voor zijn eigen Samadhisound label zit hij alles behalve lekker in zijn vel. Het album – de opvolger van het warme en aardse “Dead Bees On A Cake” waarop hij met het korte Dobro #1 voorzichtig een voorproefje gunt op zijn toekomstige sound – komt in zes weken tot stand in zijn privéstudio en is de pennenvrucht van het verwerkingsproces rond de echtscheiding van zijn toenmalige echtgenote Ingrid Chavez. Geïsoleerd en afgescheiden van de wereld creëert David Sylvian een desolaat en minimalistisch album dat in schril contrast staat tot al hetgeen hij tot dit moment heeft opgenomen. Hoewel albums als “Alchemy – An Index Of Possibilities”, “Plight & Premonition” en “Flux & Mutability” evenmin als toegankelijk te boek staan, zijn deze nergens zo confronterend als “Blemish”.
De acht afstandelijke composities, improviserend tot stand gebracht met soundscapes, electronics en in drie gevallen met behulp van zwaar experimentele free jazz gitaar dwingen je zélf op zoek te gaan naar de grillige melodielijn, weliswaar geholpen door de profetische voordracht van Sylvian. Door het sterk introverte en therapeutische karakter van “Blemish” voel je je als luisteraar meest onbeholpen en mogelijk zelfs voyeuristisch, waardoor de eerste luisterervaring een intrigerende doch zeldzaam neerslachtige is. Er ontstaat dan ook een onherroepelijke tweedeling tussen hen die een glimp van de intrinsieke pracht waarnemen en hen die het album vol onbegrip direct laten voor wat het is. En voor beiden is iets te zeggen, ware het niet dat de eerste groep veruit te prefereren is. David Sylvian biedt door middel van zijn zedige en diepgravende poëzie namelijk meer dan ooit duiding en zwaartekracht trotserende schoonheid, vaak verbluffend eenduidig: ‘The game’s not lost. If I say it’s not. And it’s not’.
De basis van “Blemish” is al vroeg in zijn carrière gelegd met het onnavolgbare Ghosts, afkomstig van de klassieker “Tin Drum” uit 1981. Hier werd al duidelijk dat Sylvian vroeg of laat zijn muzikale grenzen zou verleggen naar meer abstracte ‘kunst’. Het is eigenlijk vooral opmerkelijk dat hij er 22 jaar over heeft gedaan om uiteindelijk pas in 2003 te komen tot “Blemish”. Dan slaat een gekwelde David Sylvian bewust en definitief een nieuwe weg in en vertrouwt zijn hoog gewaardeerde melodieuze kant toe aan de geschiedschrijvers. Hij beheerst volmaakte composities als Red Guitar van het meesterwerk “Brilliant Trees” als geen ander, maar ziet er geen uitdaging meer in, kan er zijn zieleroerselen niet langer in kwijt. Deze kant van zijn werk is rond. Om zichzelf te confronteren met zijn diepste emoties verkiest hij het spirituele, van alle opsmuk gespeende “Blemish” boven de overwegend ritmische en rijk geschakeerde aanpak van zijn voorgaande werk en dat valt – hoewel Sylvian zelf het niet als een keuze maar als enige optie ziet – te prijzen. Met Blemish slaat Sylvian geen brug naar nieuw werk maar verbrandt hij zijn schepen rigoureus. Of naar eigen zeggen op het donkere The Only Daughter: ‘She was a friend of mine. Do us a favour, your one and only warning. Please be gone by morning’. Volgens sommigen is zijn nieuwe geluid minder muzikaal en zelfs koud, maar niets is minder waar, bewijst het hartverwarmende A Fire In The Forest. Vanaf hier geeft Sylvian het mooiste wat hij te bieden heeft, op een niveau dat neigt naar verlichting. En ook nu is verlichting slechts bestemd voor hen die zich er volledig voor openstellen.
Govert Krul