Bij elk nieuw album stel je jezelf bewust of onbewust de vraag: is het goed, vernieuwend, relevant, duurzaam? In geval van “Manafon” gaat hieraan nog een vraag vooraf, te weten: is het muziek?
Nu zijn we van David Sylvian wel een en ander gewend, een uitdaging is hem niet vreemd. Het aan “Manafon” voorafgaande “Blemish” (2003) zou naar mijn stellige overtuiging zijn meest extreme album ooit zijn. “Manafon” gaat echter verder waar “Blemish” stopt en biedt de luisteraar eerder een ‘ervaring’ dan ‘muziek’. Volgens de definitie is “Manafon” wel degelijk muziek met als meest treffende synoniem: ’toonkunst’.
“Manafon” is volledig gestript en gespeend van een – in muziek doorgaans zo gebruikelijke – melodielijn. Hoewel, de zoals te doen gebruikelijk magische zang is zeker niet lukraak op schijf gezet, integendeel, op “Manafon” is de zang van David Sylvian het enige houvast tegen een decor van grillige, instrumentale improvisatie. De composities hebben dan ook meer het karakter van een hoorspel, waarbij de diepe, alsmaar gruiziger klinkende vocalen van Sylvian een intrigerend verhaal vertellen met een opvallend poëtische diepgang, resulterend in het meest filmische album uit de geschiedenis van muziek. Sterker, “Manafon” Ãs een luisterfilm.
Strikt objectief kun je stellen dat “Manafon” inderdaad vernieuwend is, meer nog dan Sylvian normaal al is. Relevant is het zeker ook, “Manafon” is een schepping. De beleving bij zowel de schepper als de luisteraar is ongekend intiem en volmaakt. Waarmee ook de vraag ten aanzien van duurzaamheid beantwoord is.
Rest de subjectieve vraag: is het goed? Tja, de vraag stellen is hem beantwoorden, aangezien een veelomvattend werkstuk als “Manafon” nauwelijks op waarde te schatten is. Het is een gegeven dat ook (of juist) liefhebbers van Sylvians’ eerdere werk in 2009 afhaken, als ze dat al niet deden ten tijde van “Blemish”. En in zekere zin hebben ze gelijk, want “Manafon” is eigenlijk niet wat je wilt horen als je aan ‘muziek’ denkt. Evenmin appelleert het aan het verlangen naar ‘film’ of ‘boek’. Het is een volstrekt opzichzelfstaande openbaring die je voelt of niet. Dat Small Metal Gods met gemak de mooiste en meest indringende compositie ooit is, is eigenlijk irrelevant. Dat Sylvian op “Manafon” tekstueel elke aardse vergelijking tart is een banaal statement. Het is slechts weinigen gegeven, maar David Sylvian heeft zich met dit album buiten elke categorie geplaatst en is een ongrijpbaar fenomeen. Elke discussie over de kwaliteit van dit album is triviaal en misplaatst. Neem het tot je of keer je ervan af, maar benader het vooral niet feitelijk. En daarmee is elke denkbare vraag beantwoord.
Govert Krul