“Muzikaal schilderen met Sepand en Oscar”.
Neem een gitarist, genaamd Sepand Samzadeh die graag Art Rock speelt, een toetsenist, genaamd Oscar Fuentes die het meer ziet zitten in Post Prog. Doe er wat andere muzikanten bij, waaronder een echte blazerssectie. Vernoem je naar een boek van Steve Erickson, even roeren en voilà , je hebt Days Between Stations.
De biografie van deze eind 2003 geformeerde Amerikaanse groep is volgepropt met referenties en inspiratiebronnen over waar de muziek allemaal wel niet weg van zou moeten hebben. Daar las ik onder meer Pink Floyd, Marillion, King Crimson, Tangerine Dream en Genesis. Ik heb de biografie vervolgens maar terzijde geschoven en ben gewoon gaan luisteren, want de ervaring heeft inmiddels geleerd dat dit het beste is.
Het goed kunnen inleven in de muziek en deze ook kunnen begrijpen vergt flink wat inspanning van jou als luisteraar. Makkelijke kost is het immers geenszins. De donkere muziek is overwegend warm en sfeervol, een beetje vreemd maar wel lekker. Vergelijk het met de surrealistische schilderijen van Salvador Dalà of René Margritte in een museum, want die zien er op zijn zachts gezegd ook ‘vreemd’ uit. Je loopt deze kunstwerken in eerste instantie misschien voorbij om even later terug te keren en er wat langer te blijven staan.
Het is dan ook best begrijpelijk wanneer sommigen al halverwege het eerste nummer Requiem For The Living afhaken, of dit anders halverwege het tweede nummer Either-Or wel doen. Dat zit hem niet zozeer in de muziek, want als liefhebber van voornoemde groepen zit je best wel goed. Het gaat meer om de woordeloze zang in deze nummers. Menigeen zal die dubbele ‘o’ na eerste beluistering graag willen vervangen door een dubbele ‘a’, dat was ook mijn primaire aandrang. Na verloop van tijd en enige luisterbeurten leer je deze zang zeker op waarde te schatten.
Het album, gemastered door de van Queensrÿche en Heart bekende Evren Goknar, barst uit zijn voegen van sfeervolle en soms dubbele lagen toetsen waar Richard Barbieri zo’n mooi patent op heeft. Het is net als die dubbele lagen verf van onze vrienden Dalà en Margritte. Nee, hier wordt geen muziek gespeeld, maar muziek geschilderd. Zo af en toe komen er heerlijke melodieuze gitaarsolo’s voorbij, zoals in How To Seduce A Ghost. Deze zorgen voor de kleurige accenten op het doek.
Onstuimiger wordt het in Radio Song, waarin naast vrij stevig gitaarwerk ook een erg aanstekelijke en repeterende toetsenriedel zit. Hier is duidelijk hoorbaar dat voor het creëren van dit schilderij een fors gevecht met verf en canvas is geleverd.
Ben je bij het slotstuk Laudanum beland, dan staat je het mooiste uit vier panelen bestaande schilderij te wachten. Dit nummer begint dromerig en jazzy met een saxofoon die meer en meer het initiatief overneemt (A Long Goodbye). Zelfs de meest verstokte saxofoonhater kan ik dit stuk aanbevelen. Every One Is Here But You is de droefheid ten top en toont je een prachtig duet van gitaar met alweer die lekkere saxofoon, begeleid door los pianospel. Het meeslepende tafereel weerhoudt je ervan je blik te verplaatsen naar de rest van dit schilderij, ook al wil je dat nog zo graag. Wanneer in Nowhere de complete blazersectie een toontje mee gaat blazen vormt zich een wonderlijk Avant Garde-achtig kleurenspectrum. Je kan maar net je gedachten losmaken om het slotstuk The Wake te gaan ervaren. Je ontmoet daar hetzelfde jazzy tafereel als het begin, maar nu met trombone, trompet en gitaar. Je bent sprakeloos.
De suppoost tikt je op de schouder, het museum gaat sluiten.
Goed beschouwd zijn Sepand Samzadeh en Oscar Fuentes de surrealistische muzikanten van de 21ste eeuw. Betreed hun galerie en laat je verrassen!
Hans Ravensbergen