De Indiaanse culturen van de Azteken en de Inca’s hebben de hedendaagse mens een schat aan interessante kunst- en cultuurhistorische objecten opgeleverd. Niet alleen hebben wij het allereerste recept voor chocolademelk te danken aan de Azteken (lof zij Quetzalcoatl), ook hebben ze ons vele interessante voorwerpen nagelaten, veelvuldig uit goud vervaardigd en door de Spanjaarden en Portugezen ontvreemd. Het erfgoed van de Inca’s beperkt zich niet alleen tot bezitsgoederen, maar omvat ook een rijke verzameling mummies. Nu is het net alsof opperhoofd van de Deadsoul Tribe Devon Graves een van deze gortdroge Jerney Kaagmannetjes heeft meegenomen na een bezoek aan lamaland en het strak in zijn vel zittende ventje een vleugeltje heeft opgeplakt om het fotomodel te laten spelen voor de hoes van des mans nieuwste album, “The Dead Word”.Graves’ fascinatie met de dood kenmerkt zich niet alleen in de naam van zijn band, de titel van het nieuwste album of de afbeelding van de gevleugelde man met de zeis zonder zeis op de voorkant, ook in de muziek en de teksten is een ietwat ‘duyschtere’ teneur te bespeuren. De bloemenkracht van mede-label-druk baasje Roine Stolt is in elk geval niet present op dit product.
Hoezeer ik ook mezelf kan vergenoegen met verkneukelend veelvuldig vlauwekullen (sic) over de hoes, het hoofddoel van dit webmagazine is toch het verslaan van de muzikale inhoud van uitgaven binnen de progressieve muziek. Helaas fascineert het muzikale aspect van deze release mij aanzienlijk minder dan de verpakking… Dit euvel is mijns inziens te wijten aan verschillende oorzaken. First things first, geen kwaad woord over de vaardigheden van de heren musici. Vooral de zang van Devon Graves is op zich een geneugte voor het auditieve gedeelte van onze hersenen. Niet alleen heeft dit manusje-van-alles een zeer fraai stemgeluid, ook weet hij zich met zijn stem in vele bochten te wringen (S-curves, scherpe bochten, flauwe bochten, haarspeldbochten… Enfin.). Mijns inziens is deze stem te vergelijken met onder meer de schone zang van Mikael Åkerfeldt (Opeth) en de wat brullerige zang van een pre-“St. Anger”iaanse James Hetfield (Metallica), hoewel de heer Graves noemenswaardig melodieuzer zingt dan laatstgenoemde. Iets wat menig lezer van deze site overigens reeds heeft kunnen ervaren door beluistering van het meest recente studioproduct van Ayreon, “The Human Equation”, waarop Graves een belangrijke rol speelt. Op deze nieuwste plaat van Deadsoul Tribe, bovendien, wordt de Amerikaanse multi-instrumentalist Graves bijgestaan door percussionist Adel Moustafa en diens spel brengt ons gelijk tot het meest in het oor springende referentiepunt van de hier geboden muziek: Tool. Ook van Tool-spin off A Perfect Circle wordt geleend maar de progressieve metallers bieden Graves en Moustafa toch het meest noodzakelijke gereedschap, dat hier gebruikt wordt als een Dremel: ze doen er alles mee. Et voilà , daarmee belanden we reeds bij het grote manco dat deze plaat kenmerkt: wat heeft de heer Graves zelf helemaal verzonnen? Persoonlijk namelijk ben ik geen overdreven groot opponent van leentjebuur, mits de buurman niet té erg gekopieerd of misbruikt wordt (ter vergelijking: men mag best de heggenschaar/ladder/grasmaaier van de buurman twee jaar ‘lenen’, mits het niet opvalt…) en dat is juist datgene wat er op dit album aan het handje is…
Om de reeds uitgemolken leentjebuur-vergelijking nog maar even de laatste druppels vocht te ontwringen, trek ik de metafoor nog even door en prijs ik de heer Graves gelukkig met zijn vriendelijke en hechte buurtvereniging… Ook bij buren Pantera heeft Devon een en ander mogen lenen (waarvan de riff in Let The Hammer Fall getuigt) en Some Sane Advice komt volgens mij uit de kelder van buurjongen Ugly Kid Joe, welke band in een sterk vergelijkbaar nummer al eens verhaalde over katten in wiegen, de maan en zilveren lepels. Overigens is hierdoor Some Sane Advice ook een vreemde eend in de bijt: daar waar de overige nummers een sterke moderne metalsmaak hebben, geurt dit nummer naar de jaren ’80.
Het vervelende aan dit album is ook dat al het materiaal met verve gebracht wordt, de empathische zang van Graves smeert de nummers zó dat deze rücksichtslos mijn gehoorgangen binnen glibberen, terwijl de composities an sich amper beklijvend zijn. Elk nummer is op een wijze opgebouwd die zeer eenvoudig te doorgronden is en derhalve al rap onuitstaanbaar wordt: couplet, ingetogen gezongen, refrein, uitbundig gezongen, couplet, ingetogen gezongen, refrein, uitbundig gezongen, bridge, refrein… Telkens vind ik het eerste couplet en refrein zeer goed aan te horen, maar dat vervolgens dezelfde maten tot in den treure herhaald worden, doet mijn belevenis van deze muziek geen goed. Dit mantrische effect past niet bij de muziek en heeft daarom niet de gewenste uitwerking. Dan kan ik datgene wat meneer Graves (om nog even op taalkundig vlak verder te gaan: ‘grave’ betekent ernstig en dat is precies de teneur van des mans werk) bij zijn vorige collectief, Psychotic Waltz, uitspookte toch eerder waarderen dan dit. Vakmanschap staat niet garant voor inhoudelijke kwaliteit. Een prachtig afgebakken brood hoeft niet per se ook zo te smaken (heb ik mogen ondervinden door een der plaatselijke supermarkten) en prachtig gespeelde muziek is niet per definitie interessant.
Het doet niet zoveel, zogezegd, deze nieuwe collectie zielenroerselen van Devon Graves c.s. Daar de composities over het algemeen voorspelbaar zijn (doodszonde!) en de invloedsbronnen helaas te duidelijk, moet ik stellen dat ondanks de kwaliteit van het spel de muziek niet boeiend blijft. Om deze recensie maar af te sluiten zonder van het reeds door de heer Graves gebaande pad af te wijken: dit album is een beetje een dooddoener, ‘a deadringer for quality’…
Christopher Cusack