Hoewel de band in 2005 in Baltimore, Maryland wordt opgericht en één jaar later zijn debuutalbum op de markt brengt, is “The Form Of The Good” uit 2009 pas mijn eerste kennismaking met Deluge Grander. Dit is natuurlijk toe te schrijven aan Markwins welgemeend advies, waardoor ik al die tijd met een enorme boog om deze band ben heen gelopen. Totdat ik op een dag het tweede album van bassist Brett d’Anon, gitarist Dave Berggren, toetsenist Dan Britton en drummer Patrick Gaffney in mijn brievenbus zag liggen…
Dit album is het gevolg van ruim twee jaar van componeren, repeteren en opnemen. “The Form Of The Good” telt slechts vijf muziekstukken, variërend in speelduur van iets meer dan vijf tot ruim negentien minuten, die opgeteld bijna vierenvijftig minuten duren. Omdat ik dus niet bekend ben met “August In The Urals” kan ik dit album van Deluge Grander helaas niet vergelijken met het drie jaar oudere debuut, maar dat hoeft geen groot nadeel te zijn. Nu kan ik deze plaat namelijk louter en alleen op zijn eigen merites beoordelen…
Met muzikale bijstand van een klein leger, dikwijls klassiek geschoolde gastmuzikanten (cello, fluit, hobo, klarinet, saxofoon, trombone, trompet en viool), weet Deluge Grander op “The Form Of The Good” een groots en gevarieerd geluid in het leven te roepen. Op muzikaal gebied tapt het kwartet kwistig uit een vaatje met avant-garde, funk, jazz(rock) en progressieve rock, waarbij ik ondermeer invloeden hoor van Caravan, Finch, Genesis, King Crimson, Mahavishnu Orchestra, Mike Oldfield, UK, Van Der Graaf Generator en Yes. Ofschoon het viertal nimmer de originaliteitprijs zal winnen, leidt de samensmelting van avant-gardistische en symfonische retroprog tot een verrassend positief resultaat.
Uiteraard kan ik, vooral op het gebied van de lengte van enkele nummers, hier en daar wat kritische opmerkingen plaatsen, maar de ongewone mengeling van twee sterk uit elkaar liggende subgenres geeft “The Form Of The Good” een zekere charme. De ietwat rauw klinkende productie draagt ook haar steentje bij, want het album onderscheidt zich op deze manier van veel van zijn tijdgenoten die mijns inziens te vaak gebukt gaan onder een (zeer) klinische productie. Hierdoor krijgt de plaat dat typische, warme geluid dat veel platen uit de jaren zeventig kenmerkt, waarbij ik helaas moet bekennen dat deze enigszins wollige productie af en toe te wensen overlaat, maar soit, dat is dan ook weer een deel van zijn charme!
Door de onvolkomenheden oefent “The Form Of The Good” een naïeve, welhaast onweerstaanbare aantrekkingskracht op mij uit, die de behoorlijk complexe muziek een ietwat pretentieloos karakter meegeeft. Door bovendien steeds tussen avant-gardistische en symfonische retroprog heen en weer te slingeren, klinkt de muziek ook zeer levendig en energiek. Het is niettemin te hopen dat de band met deze niet-alledaagse mix niet tussen wal en schip zal belanden. Het is immers niet ondenkbaar dat een groep luisteraars het tweede album van Deluge Grander te symfonisch vindt klinken, terwijl een andere groep juist van mening is dat het te avant-gardistisch klinkt. De tijd zal het leren…
Frans Schmidt