Toen ik in de bijsluiter van deze nieuwe plaat van Devin Townsend las dat hij zijn bandje, het gelijknamige Project, had ontbonden omdat hij nu eindelijk wel eens die compromisloze, extreme plaat wilde maken, kreeg ik het lichtelijk benauwd…
De gedachte dat die tegen merg en been schurende heavy metal het resultaat was geweest van een strijd tussen hardere en zachtere krachten, was meer dan ik kon bevatten. Want als die loeiherrie slechts de polderversie was van wat Devin voor ogen stond, kon “Empath” alleen maar leiden tot bloed aan de oorschelpen.
Devin schrijft in het boekje bij de cd dat hij zijn Project had stilgelegd omdat hij wat angsten te overwinnen had; alleen met een plaat zonder restricties kon hij groeien als artiest. Bij het lezen van die uitleg bekroop mij de angst dat dit wel eens de langste 75 minuten van mijn leven konden worden. Gelukkig werd ik enigszins gerust gesteld door de verklaring van de titel: muziek maken is geen individuele expressie, het is het naar klanken vertalen van de collectieve menselijke ervaring. Muzikanten zijn empathisch, omdat ze dat beter kunnen dan anderen. Daarmee moest er in de muziek op deze plaat ook voor mij iets te herkennen zijn.
Dat bleek gelukkig ook zo te zijn: “Empath” doet verdacht veel denken aan het werk van Devin Townsend. Die gebrulde zang, die enorme bombast, die auditieve overbevolking, die raggende gitaren en mokerdrums; de restricties waar hij in het Project zo’n last van had gingen kennelijk meer over hoe laat iedereen naar bed moest en wat er op tafel gezet werd, dan over het slaan van de muzikale piketpaaltjes.
Townsend maakte voor deze plaat, die grotendeels in samenwerking met producent Mike Keneally tot stand kwam, gebruik van een lange lijst muzikanten, waarin niet de minste namen: Nickelback- zanger Chad Kroeger, Steve Vai en Anneke van Giersbergen zullen elkaar wel niet ontmoet hebben tijdens het opnameproces, maar spelen wel mee, evenals een compleet vrouwenkoor en een paar symfonieorkesten.
Op mij heeft dit soort overkill altijd een negatief effect: wie zijn zang brult in een orkaan van orkestklanken, samples, knoertharde gitaarriffs en tientallen synthesizerlijntjes dringt niet erg tot me door. Wat voor emotie moet ik bijvoorbeeld oppikken uit Evermore, dat klinkt alsof vier Rammsteins, een Wagneriaanse opera, twee rampenfilms en een treinongeluk tegelijk zijn opgenomen? Ik heb het wel eerder geschreven: luisteren naar een plaat van Devin Townsend is vergelijkbaar met proberen te verstaan wat iemand zegt, die dat spuughard in je oor staat te brullen. Je hoort heel veel geluid, en een hoop daarvan is erg knap gespeeld, opgenomen en gemixt, maar de boodschap komt niet binnen.
In de bijsluiter van InsideOut Music beklaagt de schrijver muzikanten die gevangen zitten in het keurslijf van het genre dat ze eens hebben gekozen. Eens heavy metal, altijd heavy metal. Daarmee wordt gesuggereerd dat Townsend op “Empath” een andere weg inslaat. Als dat al zo is, betreft het eerder de korte omleiding van hardrock naar keihardrock, of het straatje van rockopera naar rockoperette. Wie verwacht dat Townsend nu ineens jazz en EDM in zijn muziek integreert, komt van een kouwe kermis thuis. Dit is de Devin Townsend die we allemaal kennen, iTunes herkent het album niet voor niets gewoon als ‘Metal’, maar dan op standje turbo. Het is een compleet circus op een trilplaat, het zijn zes deathmetalplaten tegelijk op 78 toeren, het is een volslagen hysterische poging om het beroemde stuk “Achtentwintig knikkers in de droogtrommel” uit te voeren met zoveel mogelijk muzikanten. En het is best wel druk.
Dat neemt niet weg dat Townsend af en toe verrast, zoals in Why?, waarin hij zowaar fraai galmend zingt in een mooi georkestreerd stukje musical. Het is volslagen over de top, maar op een album dat zo uitpuilt als dit fungeert het zowaar als rustpunt. Borderland sluit daar prettig bij aan, met dat relaxte reggae beginnetje. Het loopt al snel faliekant uit de rails, natuurlijk, als Townsend de muziek door de mangel trekt, maar ook hier krijg je af en toe een indruk van het liedje dat er achter de herrie schuilgaat. Requiem, een instrumentaal stuk, lijkt wel symfonische filmmuziek, erg mooi gedaan. Omdat die drie stukken achter elkaar staan, vormen ze een aardig eilandje in die zee van lawaai, samen met de eerste vijf minuten van het epos Singularity. Dat stuk ontvouwt zich vervolgens als de soundtrack bij de derde wereldoorlog, geheel volgens verwachting, maar het is minder heftig dan de stukken op de eerste helft van de plaat.
“Empath” heeft heel wat draaibeurten nodig om een beetje te beklijven. Bij elke nieuwe rotatie wordt het werkstuk aardiger, ga ik zowaar nummers herkennen en wen ik een beetje aan die oorterreur, maar het blijft een aanslag op de zenuwen.
“Empath” zit in een beeldschone verpakking. Een digipack in een schitterend uitklaphoesje, het artwork is net als de muziek adembenemend vol, met vliegende piramides, olifanten, science fictionlandschappen en brandend water. En er zit nog een cadeautje in: een schijf vol demo-versies van stukken die kennelijk niet op een officiële plaat zijn verschenen, nog eens vijftig minuten muziek. Jammer alleen dat je nergens kunt lezen wat de herkomst of bedoeling van die stukken is. Het lijkt alsof ze ook voor “Empath” bedoeld waren, gezien de orkestratie, ergens op internet wordt zelfs gesuggereerd dat “Empath” eigenlijk een dubbelalbum is dat uit commercieel oogpunt als een enkele plaat wordt verkocht, maar het kan ook zo maar zijn dat het geld op was. Het produceren en mixen van dit soort idioterie moet immers een godsvermogen kosten. Dat neemt allemaal niet weg dat “Tests Of Manhood” meer van hetzelfde is, met enkele hoogtepunten en meer bijdragen van Anneke van Giersbergen. Als je de plaat toch koopt, is mijn advies: neem de limited edition.
Erik Groeneweg