Met “Ghost” komt er een einde aan het groot opgezette en groots uitgevoerde vierluik van het Devin Townsend Project, dat alle kanten van het muzikale wereldbeeld van de Canadese Devin Townsend verkent, van progrock via pop en metal tot dance en terug. De afsluiter van het project is een progpopplaat die zo mellow is dat hij met enige fantasie ook wel heavy ambient genoemd zou kunnen worden.
Na de voorgaande drie albums is het niet verwonderlijk dat Townsend heeft besloten om met een rustig en ‘uplifting’ (zoals dat onvertaalbaar heet in het Engels) album af te sluiten. Immers, na de psychotische spanning tussen rust en agressie van “Ki”, de pompende elektrometal van “Addicted”, en de manische waanzin van “Deconstruction” is enige ontspanning wel geboden. “Ghost” biedt precies dat: het album klinkt als een semi-akoestische aaneensmelting van de rustige stukken van “Terria” en “Synchestra” met een side order van dwarsfluit en valt zo in tegenstelling tot de eerdere albums binnen het project niet bepaald binnen het psychiatrische DSM-IV-TR-spectrum.
Het album is zo ontspannen en uitgebalanceerd dat de muziek niet anders omschreven kan worden dan als “mooi”. De sfeerbeelden die Townsend weet op te roepen zijn zoet zonder gezapig te worden. In minder vaardige handen zou een dergelijk album spoedig gaan vervelen, maar hoewel de nummers op het eerste gehoor weinig dynamiek vertonen en naadloos in elkaar overlopen, heeft Townsend de composities zo genuanceerd opgebouwd dat de geluidstapijten bij nadere bestudering wel degelijk bijzonder rijk en gelaagd blijken.
Interessant hierbij is dat Townsend net als op eerdere platen van zijn project, met name “Deconstruction”, verwijzingen naar zijn eerdere werk heeft verwerkt. Zo begint Blackberry met kikkergekwaak, wat aan “Synchestra” doet denken, en lijkt het nummer door het fraaie banjo- en mandolinespel een subtielere tegenhanger van Trainfire op “Ki” te zijn. Dergelijke allusies voorzien het album van een diepere dimensie, doordat de luisteraar die bekend is met de nummers waar naar verwezen wordt onvermijdelijk “Ghost” zal gaan zien in de bredere context van het oeuvre van Townsend, wat de luisterervaring alleen maar kan verrijken.
Hoewel het album niet zo’n acuut overrompelend effect heeft als bijvoorbeeld “Deconstruction” of “Ziltoid the Omniscient”, die zo merkwaardig en welhaast overdadig zijn dat ze de luisteraar bij wijze van spreken platwalsen, is “Ghost” een bijzonder uitgekristalliseerd en gelaagd album dat bij herhaalde beluistering steeds iets aan zeggingskracht wint. Dit rustige album is bovendien een passende afsluiter voor de Devin Townsend Project-tetralogie, daar het een kant van Townsends muzikale persona verkent die op de andere drie albums onderbelicht is. Mensen die van Devin Townsend voornamelijk harde riffs en gekke stemmetjes verlangen zullen niet bijzonder gecharmeerd zijn, maar voor anderen zal “Ghost” dan ook zeker een welkome toevoeging aan Townsends discografie zijn.