Prog uit Italië. Voor sommigen dé ideale combinatie en niet zonder reden, want uit het Romeinse land komt al veertig jaar progressieve muziek voort waar je u tegen zegt. De traditie – met bands als PFM en Banco als voornaamste exponenten – is ook in het afgelopen decennium uitstekend voortgezet. Het uit Verona afkomstige DFA (Duty Free Area) debuteerde in 1997 sterk met “Lavori In Corso” (vrij vertaald: werk in uitvoering) en bracht vlak daarna een tweede album uit. Het kwartet gaf in 2000 een wervelend optreden op NEARfest, waar ook een live-cd van verscheen. Daarna werd het akelig stil rond de groep; behalve een optreden op het Mexicaanse Bajaprog en een korte Amerikaanse tournee in 2002 werkte de groep in alle stilte aan hun nieuwe studioalbum “4th”, de langverwachte derde studioplaat, onder leiding van producer Leonardo Pavkovic.
Om met de deur in huis te vallen: DFA’s nieuwste is niet een plaat die je even tussen neus en lippen doordraait. Concentratie is een vereiste bij stukken als opener Baltasaurus (met een prachtige, bijna klassieke prog-opbouw) en Mosoq Runa, het nummer waarin de kiem ligt van dit nieuwe album. Twee voorbeelden van het typische DFA-geluid: vloeiende gitaar- en toetsenpartijen (waaronder heerlijke Hammond en Fender Rhodes-klanken), melodieus basspel en dito fluitpartijen. De veelal instrumentale prog refereert nog steeds sterk aan jaren zeventig jazzrock (Refugee, National Health, maar ook een snufje ELP) en die bij tijd en wijle stevig funkt en soepel swingt. Ook zijn er genoeg rustpunten, vaak in de vorm van tussenthema’s of mooie piano-intro’s, waardoor het materiaal gaandeweg de plaat prima in balans blijft. Ook een stuk als The Mirror valt daardoor prima op zijn plek. Uitsmijter is het adrenaline verhogende Vietato Generalizzare: wat een klasbak van een stuk en hét bewijs dat DFA ongekend hecht aan het spelen is. Maar ook subtiliteiten ontbreken niet: neem het einde van Baltasaurus, waarin een afsluitend slotakkoord toch uitmondt in een open einde. De cd sluit af met het indrukwekkende La Ballata De S’Sisposa ‘E Mannorri, met medewerking van de van Sardinië afkomstige zanggroep Andhira. Mooie, meerstemmige zang met een Zuid-Europees, maar ook licht Bulgaars/Balkan randje.
Een verrassend einde van een dijk van een plaat, die ongetwijfeld hoge ogen gaat gooien in menig jaarlijstje. Toch hoop ik dat DFA niet weer bijna tien jaar de tijd gaat nemen voor een opvolger, maar als het resultaat net zo sterk is als “4th”, hoef je je als luisteraar echt geen zorgen te gaan maken. Vaststaat dat het nu voor deze vaandeldragers tijd wordt om hun muziek op grote schaal op het podium te laten horen.
Wouter Bessels