Platenlabel Moonjune is zo vriendelijk het tienjarig bestaan van de Italiaanse band Duty Free Area (D.F.A.) te vieren met een geremastered pretpakket bestaande uit de tot nu verschenen studioalbums, inclusief de onvermijdelijke bonustracks. Voor de duidelijkheid: deze heruitgave staat in de schappen onder de naam “Kaleidoscope”, om het makkelijker te maken. Hier onder achtereenvolgens de recensie van het album “Lavori In Corso” en “Duty Free Area”.
* DFA – Lavori In Corso (1997)
D.F.A. maakt muziek die in hoge mate geïnspireerd is door Gentle Giant, ELP, King Crimson en andere Italiaanse bands als PFM en Banco: progrock die tegen de jazz aanschurkt, technische hoogstandjes en nostalgische klanken van Hammond-orgels en Mellotrons. Dat leidt meteen tot twee veronderstellingen: 1. Dit is geen originele muziek en 2. Dit klinkt verouderd.
Beide veronderstellingen kloppen helemaal, waarbij puntje 2. danig wordt verergerd door de wat povere productie. Ik weet niet hoe het origineel klonk, maar als dit het resultaat van een digitale oppoetsbeurt is, vrees ik het ergste. Het is wat ongepolijst, de mix is niet altijd even gebalanceerd en gitarist Minella klinkt alsof de gitaarindustrie de afgelopen dertig jaar geen enkele innovatie meer heeft meegemaakt.
Erg is dit allemaal niet, vooral niet voor liefhebbers van een warm badje. Want dat is “Lavori In Corso” wel degelijk: een heerlijk uitstapje naar het begin van de jaren ’70 met precies de goede geluiden, lekkere solo’s en muzikaal meesterschap. D.F.A. mist bovendien gelukkig wat veel Italiaanse prog voor mij onverdraaglijk maakt: een extreem gevoel voor drama.
De zang, collega Bekhuis memoreerde het al, is een zwakke plek. Die is, laat ik aardig zijn, niet best en klinkt ook nog eens een stukje muffer dan de rest van de muziek. Daardoor lijken de gezongen passages er een beetje met de haren bijgesleept: “Ja, maar zonder zang lijkt het wel een instrumentaal album! Gauw, bedenk een coupletje of wat!” De gezongen passages zijn ook compositorisch echt onder de maat.
De muziek daarentegen is precÃes goed: hier en daar wat spannende jazz-rock, hier en daar een lieflijke passage, af en toe lekker ingewikkeld gedoe, af en toe een knappe solo, helemaal toppie! Daarmee slaat de balans definitief door in het voordeel van D.F.A. En wie weet dat opvolger “Duty Free Area” nog een stukje beter is, kan de conclusie wel uittekenen: dit is een hebbedingetje van de eerste orde. Geen onmisbaar meesterwerk, maar wel een fijn medicijn tegen de herfstblues.
P.S. Bonustrack Work Machine (Live) maar niet draaien hoor! Daarop is de zang écht beroerd!
Erik Groeneweg
* DFA – Duty Free Area (1999)
Binnen de progrock is er al jaren een erg interessante stroming van bands die in meer of mindere mate een mengvorm presenteren van jazzrock en symfo. Nu moet men bij het lezen van het woord ‘jazzrock’ niet meteen denken: “Dat zal wel weer een flink portie gefreak zijn dan!”. Het jazzrockelement zit hem echter vaak in de avontuurlijke solo’s, die soms een geïmproviseerd karakter hebben. Het resultaat is muziek die risico’s durft te nemen maar die altijd terugkeert naar de basis: symfo. Recentere voorbeelden daarvan zijn bijvoorbeeld Nathan Mahl (ten tijde van hun album “The Clever Use Of Shadows”), The Underground Railroad, het Franse Priam èn het Italiaanse DFA.
DFA liet op hun debuutalbum “Lavori In Corso” (1997) al horen dat ze tot het een en ander in staat zijn. Het waren daarbij de instrumentale stukken waarin ze lieten horen een eigen gezicht te hebben, terwijl de gezongen nummers nog te veel leunden op de grote voorbeelden uit het verleden (Gentle Giant, Banco). Daarnaast was met name de zang niet het allersterkste punt op dat album. Kortom, genoeg ruimte om te groeien.
En dat is iets wat ze in die 2 jaar na het debuut gedaan hebben. “Duty Free Area” laat een band vol zelfvertrouwen horen. De verschillende rafeltjes zoals die te horen zijn op het debuut zijn glad gestreken.
Het album wordt geopend met Escher, dat ook daadwerkelijk klinkt als een Escher-tekening. Bij iedere volgende luisterbeurt valt er steeds meer in te ontdekken. En net als bij Escher grijpt ook hier alles in elkaar: vloeiende keyboards (die mij regelmatig aan het geluid van Ozric Tentacles doen denken), puntige gitaarlijnen en een monotone bas. Wat dat betreft is bassist Luca Baldassari het anker van DFA. In het zweverige middendeel vol met percussie wordt de spanning sterk opgebouwd. Deze spanning krijgt zijn ontlading in een flitsende toetsensolo. Alle overgangen in dit instrumentale stuk zijn naadloos en dus echt Escher!!
Het daaropvolgende Caleidoscopio laat horen dat de band geleerd heeft van hun debuut: aangename rustige zang en betere melodielijnen. Ook hier weer een Ozrics-achtig middenstuk, maar dan een stuk melodieuzer. Gitarist Silvio Minella krijgt de ruimte voor een mooie gitaarsolo die overgaat in een lekker gitaar- / toetsenduel welke onbeslist word beëindigd.
Met Esperanto wordt het vloeiende geluid van de eerste 2 nummers achtergelaten. Zanger Alberto Piras (van de Italiaanse complexe progband Deus Ex Machina) neemt hier de zang voor zijn rekening. De tekst is een leuke puzzel, waarbij het de bedoeling is om uit te zoeken hoeveel verschillende talen er in verwerkt zijn. Krachtige zang die een stuk minder “over-the-top” is dan ik van hem gewend ben. Ook is er een mooie balans tussen de gezongen en de instrumentale gedeelten. En het is de heerlijk “groovende” drummer Alberto De Grandis, die overigens samen met toetsenist Alberto Bonomi tekent voor alle composities, die je hier regelmatig op het verkeerde been zet.
Het meeste complexe werk is zonder twijfel Ragno. Het toetsenwerk van Alberto Bonomi doet mij hier regelmatig denken aan dat van Dave Stewart, ten tijde van zijn verblijf in de symfonische jazzrock band Bruford. Het zijn ook de brede symfonische passages die mij aan deze band, en dan met name hun album “One Of A Kind”, doen denken. Maar het is met name het complexe, drukke samenspel wat hier indruk maakt. De jazzrockelementen hebben duidelijke de overhand zonder overigens te ontaarden in oeverloos gesoleer. Na een heftige wahwah-gitaarsolo is er ruimte voor een Hammondorgel solo waardoor op het laatst de vergelijking met het oudere werk van Camel de kop opduikt.
Het ingetogen Malia is de afsluiter van deze CD. En wat kan Italiaans toch mooi zijn als het wordt gezongen. De 2 verschillende zanglijnen, van De Grandis en zangeres Silvio Minella, grijpen ingenieus in elkaar waarbij ze dan weer hun eigen weg gaan en dan weer perfect tweestemmig samenvallen.
DFA heeft een album afgeleverd wat door de combinatie van complexe, jazzrock getinte symfo en lyrische stukken een geluid laat horen dat enerzijds typisch Italiaans genoemd kan worden maar anderzijds ook weer niet met iemand te vergelijken valt. Daarnaast is het een album dat bij iedere luisterbeurt steeds meer geheimen prijsgeeft en als zodanig is het een echte groeiplaat. Een absolute aanrader !!
Christian Bekhuis