Ging de ontwikkeling in de muziek halverwege de jaren zestig als een speer, ook de muziekindustrie liet zich niet onbetuigd. Om al die nieuwe klanken aan de man te brengen, begonnen major labels sublabels op te richten. Zo kwam EMI in 1969 met Harvest, had Decca al het Deram label gelanceerd en stond het Vertigo-label van Philips inmiddels in de steigers. Er was zelfs al een maatschappij gestart, die zich volledig op de nieuwe stroming richtte: Island. Een ander groot Brits label in dat decennium, Pye Records, wilde niet achterblijven, vormde een nieuwe A&R (Artist & Repertoire) afdeling en begon in oktober 1969 met Dawn Records. Artiesten als Mungo Jerry, Man en John Kongos brachten daarop hun platen uit. Met name Jerry scoorde een enorme hit met In The Summertime in mei 1970; dat was zowel een commercieel hoogtepunt, alsmede een dieptepunt voor de critici, die spraken van een heuse novelty-act. Het label wilde weer binding met de ‘underground’. Met Atomic Rooster, Jonesy en Fruupp en Gravy Train wordt geprobeerd succes te behalen, maar het bleek een aflopende zaak. Pye besloot in 1975 het label op te heffen. Het resumé was een niet mis te verstane catalogus van zo’n zeventig platen, waarvan maar enkele de hitlijsten haalden en de rest verdween in obscuriteit. Vorig jaar besloot het Britse Esoteric Recordings het beste van de Pye en Dawn labels uit de jaren 1967 tot 1975 te verzamelen en zodoende een blik te geven in de achterkant van de Britse underground en psychedelica. Het resultaat is nu als een prachtig 3cd-doosje verschenen “Cave Of Clear Light – The Pye And Dawn Records Underground Trip”.
Met de ondertitel “A Cornucopia of psychedelic and progressive sounds” wordt pas echt een voorschot gegeven op de inhoud van de drie bomvolle cd’s. Niet de geijkte hits, zoals het eerder gememoreerde In The Summertime, maar echte rariteiten van groepen en artiesten als Titus Groan, Fruupp, Quicksand, Episode Six en zelfs Donovan en Status Quo, waarvan de eerste singles bij Pye uitkwamen. Een ware grabbelton, deze set. Chronologisch wordt de luisteraar echt meegenomen vanaf de pre-psychedelische klanken van Donovan, Episode Six en Fire op de eerste cd, terwijl de tracks van Man en Velvet Fogg al veel meer zijn ingedompeld in de ‘West Coast’-klanken met veel improvisatie. Sommige nummers klinken in glorieus mono (Episode Six, Status Quo), terwijl in latere stukken op deze eerste schijf al volledig gebruikt wordt gemaakt van de mogelijkheden die stereo biedt. Dat daar ook wat missers tussenzitten (The Mooche en Blonde On Blonde), die behoorlijk door de tijdgeest zijn achterhaald, mag in zo’n set als deze vanzelfsprekend worden genoemd.
De tweede cd bevat materiaal uit de eerste drie jaar van de jaren zeventig. De sprong met de eerste cd is groots. Niet alleen zijn sommige groepen er creatief en artistiek op vooruitgegaan (heerlijk lang stuk van Fire), maar ook nieuwkomers als Titus Groan, een groep die bij vlagen klinkt als een zusje van Jethro Tull. Ook doen zich jazzinvloeden aan in de muziek van Atlantic Bridge, klinkt folk door in Comus en klinkt de Engelse powerpop door in Pluto. Behoorlijk experimenteel is Pharaoh’s March van Mike Cooper, waar jazz, blues en (Europese) psychedelica zowaar als een halve kakofonie wordt gepresenteerd. Vrij van vorm en gelukkig niet te beperkt van houdbaarheid. Leuk stuk om te horen. Dat daarna een vrij traditionele en niet al te spannende versie van I Put A Spell On You van Demon Fuzz volgt, geeft de diversiteit aan van Dawn in deze jaren. Ook I Just Wanna Make Love To You van Mungo Jerry hoeft niet per se negen minuten meer te duren. Uitsmijter is het sterke en afwisselende Time Take My Life van Atomic Rooster, dat bij vlagen geïnspireerd is door soul en al voorzichtig de mainstream-kant opgaat. Een voorbode op wat komen gaat.
De laatste vijf jaar van Dawn behelzen de derde cd, met tracks van wederom Status Quo en Atomic Rooster, maar ook van het vergeten Noir (beetje Procal Harum-achtig), Icarus en Gravy Train, waarin voorzichtig wat Canterbury-klanken te horen zijn. Dwarsfluit, zacht tikkende drums en akoestische gitaren prettig in harmonie met elkaar. Het Ierse Fruupp komt met Decision van hun eerste album bijna in de buurt van het dromerige en dynamische geluid van het debuut van King Crimson. Het hoogtepunt op deze derde cd en zondermeer één van de toppers uit de hele set. Fruupp is een groep om te herontdekken. Ook afsluiter No Alternative van Jonesy is sterk en heeft ook raakvlakken met Koning Karmozijn. Lekker proggy oude stijl, zonder gedateerd te gaan klinken.
Na sets als Harvest Festival is ook deze verzamelaar er eentje om in te lijsten voor wie eens wat dieper wil duiken in deels vergeten parels van zo’n veertig jaar geleden. Niet alles is fier overeind gebleven, maar dat hoeft niemand bij zo’n monnikenwerk als “Cave Of Clear Light” te verwachten. Mark Powell schreef een boeiend essay voor het informatieve boekje, dat ook over alle vertegenwoordigde artiesten voldoende achtergrondinformatie bevat. Uiteraard is het geluid van de drie cd’s ook om in te lijsten; alles is prachtig geremasterd en met respect voor het originele, vaak rauwe geluid. Het latere werk (begin jaren zeventig) klinkt warm en diep, geheel in de geest van de tijd. Een totaal vergeten segment in de Britse underground-scene is met deze set eindelijk eer toebedeeld. Wederom petje af voor Esoteric!
Wouter Bessels