Dobbeltgjenger is een Noors kwartet uit Bergen. De heren halen hun mosterd bij een bont gezelschap: QOTSA, Eagles Of Death Metal, Talking Heads, Led Zeppelin, Joy Division, Jeff Buckley, ZZ Top en – misschien nog wel het meest – Red Hot Chili Peppers. Dat is geen slechte rij namen om je door te laten inspireren, maar als die bands íets gemeen hebben, dan is het wel dit: het is geen prog.
Het is een oude discussie: wat is prog? Is prog een verzamelnaam voor muziek die – ten minste zijdelings – leunt op de grote voorbeelden uit de jaren ’70 of is het een benaming voor alle muziek die de progressie van pop en rock in het algemeen vooruit helpt? Grote stappen, snel thuis, zal je denken, en dat vind ik typisch iets voor jou, maar ga er even in met me mee, want ik ben zo klaar. Een kind snapt dat die twee definities elkaar een beetje in de weg zitten, want hoeveel progressie zit er in een band die de jaren ’70 probeert te chanellen? Het punt is: Dobbeltgjenger valt in beide categorieën buiten de boot.
Laat ik voorop stellen: hier wordt een knappe prestatie geleverd. Er wordt mooi gezongen, soms net zo lekker zeurderig als de Peppers, er wordt flink gerockt als het moet en gefunkt als het kan, het zijn allemaal prettig in het gehoor liggende liedjes, maar prog is het niet. De liedjes passen in hoofdzaak keurig in een vierkwartsmaat, de toonsoorten worden gerespecteerd, de gitaarsolo’s duren niet erg lang en bevatten niet erg veel noten en misschien wel het meest opvallend: meer dan de helft van de liedjes klokt onder de drie minuten. Nou ja!
In plaats daarvan krijg je puntige stuiterrock, powerpop en liedjes met een kop en een staart. De band zingt over thema’s als paranoia en neurotici, en dat hoor je wel een beetje terug in de muziek, maar het blijft een redelijk vrolijke boel. Bij elkaar is het een zeer beluisterenswaardig album, met net een half uur prettige rock. Er zit zelfs een drumsolo in, maar prog, ik waarschuw nog maar een keer, is het zeker niet. Lekker.