Met het klimmen der jaren werd Dream Theater en in hun kielzog de hele progmetalscene populairder en populairder. Wat wellicht nog meer groeide was de stroom van kritiek die de band (en de rest van de scene) te verwerken kreeg. In verschillende bewoordingen komt het eigenlijk elke keer neer op: technisch perfecte muzikanten, maar gevoelloos spel en zwakke composities. Hier en daar zit er een kern van waarheid in, maar bovenal lijken de van oudsher aanwezige kwaliteiten van de band wat overschaduwd te worden. Daarom hier een bespreking van wat – wat mij betreft – nog altijd hét ultieme Dream Theater album is en bovendien een absolute progklassieker uit de jaren ’90.
Maar niet voordat ik nog even gememoreerd heb dat naar mijn idee Dream Theater de laatste tijd nogal ‘achtervolgd’ wordt door “Scenes From a Memory” uit 1999. Dit album leverde hen een hoop nieuwe fans op, terwijl ze er in de achting van nogal wat oude fans tot grote hoogte mee stegen en al die fans wilden niets anders dan dat de heren nog meer van dergelijke platen zouden maken, wat dus niet echt gebeurde. Anderzijds is “Scenes From a Memory” een typische steen des aanstoots voor veel critici. En het Ãs ook niet al te moeilijk om het ietwat gezochte concept achter dit album lek te schieten. Daarnaast is balladewerk al nooit Dream Theaters sterkste punt geweest, maar op dat album lijken de balladen helemaal een moeizaam huwelijk van Neal Morse composities in een Joop van den Ende musical. Verzachtende omstandigheid mag nog zijn dat de combinatie (prog)metal en conceptalbum tot dan toe al erg zeldzaam was. Queensrÿche’s “Operation: Mindcrime” (de eerste en enige echte dus) uit 1988 zal nog wel even het album blijven waar soortgenoten aan getoetst worden.
We schrijven nu echter geen 1999, maar 1994. In 1999 was progmetal al een eind gevorderd in zijn opmars (al zou de stroming nog een stuk populairder worden nadien), maar in 1994 was het nog een tamelijk ondergrondse beweging. Even zoeken naar progmetalalbums uit 1994 leverde me ook met een tamelijk ruime tolerantie nog geen twintig resultaten op, waaronder bands die toen net begonnen (een debuterende Symphony X, Threshold), power metal oudjes (Savatage) en hier en daar een enkele echt al klassieke progmetalband (Queensrÿche, Fates Warning).
Kortom: we moeten “Awake” enigszins in zijn tijd bezien. Maar daarmee zouden we er nog niet zijn als het niet ook gewoon op zichzelf een ongelooflijk goede plaat was. Welnu: “Awake” duurt een intimiderende vijf kwartier, verdeeld over elf liedjes, waarvan er negen keurig rond de vijf à zes minuten klokken en slechts twee rond de tien. Met slechts twee langere nummers is er alle ruimte om die twee nummers ook echt goed te laten zijn. En dat is gelukt. Voices is één van de ultieme voorbeelden dat power en emotie wel degelijk hand in hand kunnen gaan. Het nummer maakt deel uit van de A Mind Beside Itself-trilogie. Misschien is het benoemen van zo’n trilogie een betrekkelijk zwaktebod, daar de nummers in muzikaal opzicht eigenlijk niks met elkaar te maken hebben, terwijl de tekstuele paranoia van Voices ook in het merendeel van de andere nummers op de plaat aanwezig is.
Dat andere nummer, Scarred, is domweg het beste Dream Theaternummer aller tijden. De heren zijn er eigenlijk geen enkele andere keer in geslaagd een dergelijke gelaagdheid op zulke geslaagde en passende wijze in een nummer te stoppen. Instrumentale virtuositeit behoeft bij eigenlijk Dream Theater geen introductie meer, maar bij dit nummer moet ik toch even John Petrucci apart vermelden. Hij speelt de sterren van de hemel, met een waanzinnige solo op tweederde van het nummer als climax. Ondanks deze lovende woorden over het nummer op zich, draagt de positie op het album, ingeklemd tussen de powerballad Lifting Shadows Off a Dream en het enigszins Radiohead-achtige Space Dye-Vest ook wel bij aan de kracht van het nummer. Maar dat de kracht van Dream Theater eerder in hele albums dan in losse nummers ligt, was natuurlijk al bekend.
John Petrucci werd hiervoor al even genoemd. Zijn hoogenergetische aanwezigheid tilt al vanaf 6:00 de plaat naar grote hoogte. Niettemin is ook wel weer begrijpelijk waarom zijn soms sterk op virtuositeit gerichte spel nog wel eens wat zuinige blikken oplevert. De zuinigste blikken bij Dream Theater zijn echter steevast gericht op trommelaar Mike Portnoy. Hard, snel en aanwezig als hij is, vragen luisteraars zich meer dan eens hardop af waarom de muziek niet wat meer ademruimte krijgt. Waren de composities van “Awake” tien jaar later met contemporain spel en dito productie op de plaat gezet, dan waren dergelijke punten van kritiek hier wellicht ook veel talrijker geweest. Nu klinkt het spel van beide heren nog fris en zijn de instrumentale escapades integraal onderdeel van de plaat maar nergens té overheersend, laat staan misplaatst.
Want laten we wel wezen: op Caught In a Web speelt Mike Portnoy ook al behoorlijk voor houthakker en Lie drijft ook al behoorlijk op onorthodoxe tempo’s en instrumentale breaks. De nummers zijn hier echter plezierig gemixt met bijvoorbeeld de meer jaren ’80 stijl power ballads Innocence Faded en Lifting Shadows Off a Dream en het meer experimentele Space Dye-Vest. Dit laatste experimentalisme komt van de hand van toetsenist Kevin Moore die kort nadien de band zou verlaten om zich verder in die richting te ontwikkelen. Dat het nummer, hoewel door fans vaak geroemd, niet echt bij de rest van het album past, kan moeilijk ontkend worden.
Tenslotte nog even een woordje over James LaBrie. De veelgeplaagde zanger kent ook op “Awake” zijn momenten waarbij je de wenkbrauwen even fronst (kortom, hij is net een echte progzanger), maar zijn uithalen passen de muziek op deze plaat toch vaak beter dan in latere albums waar de spontaniteit wat minder aanwezig is en waar de jaren ’80 invloeden ook verdwenen zijn.
Kortom: meer dan tien jaar na dato staat “Awake” nog altijd als een huis, hierbij ironisch genoeg minder gedateerd klinkend dan diverse recentere Dream Theaterplaten. Maar waarschijnlijk wist u, de lezer, dat ook al. Zo niet: komt dat horen!
Casper Middelkamp