Deze dubbel-cd kwam op een heel bijzonder manier tot stand, in de loop van een paar jaren. Het begon allemaal met een serie improvisaties in mei 2017 in Italië, alwaar de vier hoofdrolspelers een aantal lange stukken bij elkaar bedachten. In slechts zeven uur werd vier uur materiaal opgenomen! Die stukken werden door Moonjune baas Leonardo Pavkovic in de loop van de afgelopen jaren uit elkaar getrokken, weer in elkaar gezet, geknipt en geplakt. Vervolgens mocht zanger Savoldelli, die tijdens de oorspronkelijke sessies woordloze klanken had ‘gezongen’, door Allessandro Ducoli geschreven teksten inzingen. Tot slot bracht leider Dharmawan nog een laag aan met traditionele Indonesische muziek en geluiden. Dit resulteerde in een ruim twee en een half uur durende trip uitermate eigenaardige muziek.
Omdat de basis geïmproviseerde muziek is, moet je wel erg houden van ellenlange soundscapes. Zo te horen hebben de heren gedurende die oorspronkelijke sessies flink tegen elkaar in staan resoneren, terwijl pianist Dwiki er afwisselend abstracte of juist tegen muzak aanschurende partijen onder legde. Onderwijl stond zanger Boris te kwelen, galmen, jodelen en loeien, vogeltjes na te doen of keelklanken te boeren. Dat daar vervolgens een onbegrijpelijk verhaal onder ligt dat losjes gebaseerd schijnt te zijn op een oud gedicht van de Romeinse schrijver Lucretius (Over de Natuur van De Dingen) en David Bowie’s Space Oddity, maakt de zaken er niet helderder op.
Ik vind dit, met alle respect voor de betrokkenen, een volstrekt onverteerbare puinhoop. Opener The Earth is al zo’n ratjetoe van door elkaar heen en tégen elkaar in gespeelde muziek, dat ik er hoofdpijn van krijg. In liedje twee, het ruim een half uur doorzagende epos The man, speelt Dharmawan wat je met wat fantasie een afwisselend woeste en verstilde pianosolo zou kunnen noemen, speelt Reuter vooral bromtonen op zijn Touch gitaar, trommelt Sirkis er wat ongeïnspireerd doorheen en staat Boris Savoldelli met zijn ‘vocale instrument’ te gillen dat de aarde een andere planeet is, en je moeder. En dat een half uur lang, mensen! Bij elkaar is het van een dusdanig hemeltergende moeilijkdoenerij, dat mijn ficus, die ik al twintig jaar in leven heb weten te houden, het loodje legde. En ik geef ‘m geen ongelijk.
Toegegeven, Dharmawan is er ook niet op uit om te behagen. Hij heeft op eerdere albums laten horen dat hij onversaagd zijn eigen plan trekt, de luisteraar mag het zelf uitzoeken. En ook toegegeven, op eerdere platen kon ik hem wel volgen. Niet allemaal mooi, maar ik snapte de bedoeling. Bij “Hari Ketiga” ben ik het spoor volkomen bijster. Voor een groot deel komt dat door de bijdragen van Savoldelli. Dat is geen groot zanger, meer een keelkunstenaar zoals Meredith Monk. Maar als hij op momenten dat het al druk genoeg is “poop poop poop poop poop” gaat staan te zingen, krijg ik een waas voor mijn ogen.
Op sommige momenten lijkt het bijna op gewone muziek, zoals in het begin van The Event Horizon, dat een lekker stukske jazz bevat, met wat valsig, maar begrijpelijk gescat van Boris. Na een minuut of drie begint het op The Bed’s Too Big Without You van The Police te lijken, maar dat is vast per ongeluk. Afgezien van de tegendraadse feedback van Reuter op de achtergrond, zou het in elke lift af te spelen zijn. Halverwege het stuk, dat met een lengte van bijna een kwartier tot de kleintjes gerekend mag worden, heeft het nummer echter nog steeds geen vasteland bereikt, en begint Savoldelli maar weer van je “dubba dubba da da da tweedle twee”, als Al Jarreau met een slok op. Het blijft, evenals de meeste andere stukken, hangen in een tamelijk slechte jam.
Nou ja, en zo dreutelt de plaat ruim 150 minuten door. Nergens wordt het spannend, mooi, dreigend, opzwepend of interessant, het blijft maar raar. Af en toe harkt Dwiki per ongeluk een mooi stukje muziek bij elkaar, maar daar lijkt hij dan ook weer van te schrikken. Producer Pavkovic is zo trots is op het eindresultaat dat hij zich in de bijsluiter laat vergelijken met Teo Macero, de man die van de opnames voor Miles Davis’ Bitches Brew zo’n meesterwerk wist te monteren. Deze plaat komt daar in geen honderd jaar bij in de buurt, al was het maar door het misselijkmakende The Loneliness Of The Universe, waarin de steeds irritantere Savoldelli zijn oprispingen digitaal vervormd en spijkerhard in de mix wurmt.
Tot overmaat van idioot zit er dan soms ineens zo’n stukje traditionele Indonesische volksmuziek doorheen, doorsneden met het sonore geluid van Reuters overstuurde strijkplank en het gekweel van de Italiaanse stemkunstenaar. Het slaat helemaal nergens op.
Misschien lees je tussen de regels door, lezer, dat ik van dit werkstuk weinig gecharmeerd ben. Het spijt me, dat ik mijn persoonlijke smaak niet wat professioneler van de tekst heb weten weg te houden, maar ik vind dit dan ook met nobele voorsprong de aller slechtste plaat die ik ooit heb mogen bespreken. Ik kan best onderscheiden of iets wel goed gedaan is maar gewoon niet voor mij weggelegd. In dit geval is het volledig waardeloos én niet voor mij weggelegd. Wat een intens vervelende muziek!