Ik was laatst bij de kapper, hier in Delft, toen ik aangenaam werd getroffen door de achtergrondmuziek. Het betrof de ook voor het aanwezige personeel onbekende, typisch voor een winkel of supermarkt geproduceerde muziek, die feitelijk het ene oor in en het andere oor uitging, je achterlatend met een prettig gevoel. Het stoorde niet op de achtergrond, maar als je er aandachtig naar luisterde, hoorde je toch de kwaliteit die er wellicht onbedoeld in achtergelaten was. Muziek voor de commercie, maar toch niet commercieel, was een gedachte die bij me opkwam.
Het East Of Eden van de 21 eeuw is nog steeds een band rondom de drie exact dezelfde mensen als ten tijde van klassiekers als “Mercator Projected” (1969) en het onbegrepen “SNAFU” (1970). Hooguit zijn de taakverdelingen wat duidelijker nu: Geoff Nicholson speelt gewoon gitaar, Ron Caines eigenlijk alleen maar saxofoon en Dave Arbus zoals gebruikelijk zijn viool. Maar daar houdt dan ook elke vergelijking met de band uit de vroege jaren zeventig op. Het East Of Eden van vandaag de dag is muzikaal gezien totaal niet meer te vergelijken met de band van 36 jaar terug.
Wat zijn dan de verschillen? Nou, om te beginnen is de muziek nu volledig instrumentaal en elk van de twaalf tracks betreft eigenlijk een eenvoudig melodietje, waarover Caines, Nicholson en Arbus om beurten of tegelijk hun kunsten etaleren. Sommige van die basismelodietjes zijn mooi, andere niet zo. Sommige van de solo’s zijn leuk, andere zijn zelfs erg knap. De melodieën blijven stuk voor stuk goed hangen en liggen gemakkelijk in het gehoor. Niks mis mee, zou je op het eerste gehoor zeggen. Dat klopt echter maar deels.
Het probleem van “Graffito” is dat het materiaal niet beklijft. Het gaat nergens heen, het gaat nergens over, het ‘doet’ niks. Als ik piano kon spelen en ik zou het thematisch materiaal van zowel “SNAFU” (1970) als “Graffito” aan je tentoonstellen, dan zou je wellicht meer onder de indruk zijn van de meest recente melodielijntjes. Maar als complete plaat doet het niets. Het hangt in het luchtledige en dat is jammer.
Weg is uiteraard ook de chaos, die op zo’n prettige manier de platen aan het begin van de jaren zeventig verstoorde. Dat is ook wel logisch, de mannen zijn een dagje ouder geworden en de wilde haren zijn blijkbaar onderweg ergens verloren. Het hoeft ook niet, want het East Of Eden kan best op zijn hedendaagse voeten staan. Met de stijl is niks mis, maar de gezapigheid ligt bij elke maat heel sterk op de loer. Het is ook een beetje vreemd dat het boekje tevens wat oude foto’s uit de glorietijd toont. Dat benadrukt alleen maar het gevoel van verlies, terwijl een wat meer zelfverzekerde, trotse houding, de groep niet zou misstaan.
De productie is erg goed te noemen, dat echter opnieuw in het nadeel van East of Eden spreekt. Immers, juist een wat belabberde productie, of beter nog: een live-opname, compleet met allerlei foutjes en onvolkomenheden, had het materiaal op deze plaat beter tot zijn recht laten komen. Nee, East Of Eden is een schim van zichzelf geworden. Niet een schim van de band van vroeger, maar een schim van wat het had kúnnen zijn, anno nu.
Met de richting en stijl van East Of Eden is niets mis. Maar iets meer pit zou meer dan welkom zijn.
Markwin Meeuws