Druk, druk, druk… hoe vaak hoor je niet deze uitspraak? Je vraagt je dan wel eens af of er nog mensen zijn die de tijd en wil hebben om zich voor een minuut of 50 over te geven aan een muziekstuk. Want laat één ding duidelijk zijn: “Mei” vraagt, nee eist zelfs, die investering van onze kant. Maar daarvoor krijg je als luisteraar ook wel iets terug.
Echolyn voert ons met “Mei” mee op een emotionele hellevaarttocht van een persoon die geplaagd word door verlies en wanhoop, verdriet en pijn. En die hier door gelouterd uiteindelijk troost, vergiffenis en berusting vind. Ik heb altijd al een zwak gehad voor Echolyn’s teksten die een positieve uitzondering zijn op het, over het algemeen, karige niveau binnen het progwereldje. Het mag dan misschien klinken als een cliché maar een fragmentje als: “…sometimes you feel alone cause sometimes you are…” wil er bij mij nog wel eens ongenadig inhakken.
En dat doet de muziek ook! Met “Mei” is Echolyn er in geslaagd om een volledig doorgecomponeerd werkstuk neer te zetten. Niet zoals we al zo vaak gehoord hebben een verzameling aan elkaar geplakte songs maar daadwerkelijk één stuk. Had men op de voorganger de, bij vlagen duizeligmakend intense, tegen Gentle Giant aanleunende, progrock van een album als “As The World” al deels achter zich gelaten, “Mei” laat horen dat deze koerswijziging definitief is. Het klinkt allemaal vloeiender en ook meer naturel, wat dan weer mede komt door de mooie maar directe productie (alsof je zelf in de studio staat). Als compositie ontvouwt “Mei” zich volledig vanzelfsprekend en naarmate de hoofdpersoon afglijdt richting zijn emotionele afgrond, word ook de muziek intenser, donkerder. En hoewel het noodlot onafwendbaar lijkt, gloort er iedere keer toch weer een klein sprankje hoop aan de horizon. Dit spel van licht en donker, hard en zacht beheerst Echolyn tot in de perfectie.
Maar bij dit spel, dit eb en vloed van muzikale klanken worden ze op dit album ook nog eens ondersteund door een klein kamerorkest: 2 violen, cello, fluit, klarinet, percussie. Heel bijzonder om te horen hoe zij voorzichtig de eerste lijnen uitzetten aan het begin van het album. Maar het is niet zo dat dit orkest als smaakmaker aan de muziek is toegevoegd. Integendeel, band en orkest zijn onlosmakelijk met elkaar verweven waarbij aandachtige beluistering met hoofdtelefoon bij iedere luisterbeurt nog weer nieuwe details doet ontdekken. Alleen al de rol van orkest-slagwerker Eric Huber mag bijzonder worden genoemd. Het is zijn spel op het melodisch slagwerk (vibrafoon, marimba) dat samen met de dramatische klanken van concertpauken dan weer subtiel, dan weer mooi op de voorgrond in de muziek opduikt.
Dit alles is overigens een knap staaltje arrangeerwerk van de hand van Echolyn’s toetsenist Christopher Buzby. Die zelf ook meer dan aanwezig is op dit album met heerlijk toetsenspel (veel Wurlitzer orgel) en een paar sterke synth-solo’s. En dat is iets wat ook opvallend is; juist het gebrek aan solo’s op dit album. Gitarist Brett Kull treedt welgeteld maar twee keer met een korte solo naar voren. Maar dat is juist tekenend voor de kwaliteit van de muziek op dit album.
En hoe zit het dan met dat typische Echolyn handelsmerk; de vocalen? In tegenstelling tot voorgaande albums horen we minder van die uitgebreide zangharmonieën. Ze zijn er nog wel maar lang niet zo prominent aanwezig. Daarbij zijn de zangpartijen ongeveer evenredig verdeeld tussen gitarist Brett Kull, die een meer fluwelen stemgeluid bezit, en bassist Ray Weston, die verantwoordelijk is voor de heftige, soms zelfs manische zangpartijen. Het zal dan ook niet verbazen dat gedurende de donkerste gedeelten van “Mei” zijn stem prominent aanwezig.
Met “Mei” heeft Echolyn een stuk muziek afgeleverd dat ik niet anders kan omschrijven als typische, authentieke Amerikaanse progrock. Authentiek? Ja, zoals Bob Dylan de archetypische Amerikaanse singer-songwriter vertegenwoordigt, zoals Johnny Cash misschien wel de meest authentieke Amerikaanse country-zanger is, zo roept Echolyn bij mij als enige Amerikaanse symfoband een soort authentiek Amerikaanse gevoel bij mij op. Misschien komt het omdat ik er nu een aantal keren ben geweest, maar ik hoef deze plaat maar op te zetten of ik rij in mijn gedachten weer ergens rond Philadelphia.
“Mei”: 1 stuk, 49 minuten, intens, louterend, meesterwerk!
Christian Bekhuis