Met de frequentie waarin een normaal mens zijn grijze bak aan de straat zet, brengt de Friese topgitarist Eddie Mulder sinds 2015 albums uit op het Poolse label Oskar. Zelfs zijn eigen website kan het niet meer bijbenen. Dat is des te knapper als je bedenkt dat hij onderwijl ook platen met Flamborough Head, Leap Day en Trion maakte. De cynische progwatcher veronderstelt dan snel, dat zo’n hoge productie ten koste moet gaan van de kwaliteit. Daarvan is op “To The Centre” nauwelijks sprake.
Op zijn nieuwe album wisselt Eddie weer miniatuurtjes op de akoestische gitaar af met progrockcomposities ‘met band’. In die band, waarvan de leden elkaar voor het grootste deel niet in de studio ontmoet zal hebben, zit een paar bekende gezichten, als Ton Scherpenzeel, Gert van Engelenburg (Leap Day), Peter Stel (Flamborough Head) en Terje Craig (Adventure). Minder bekende, maar belangrijke smaakmakers zijn toetsenist en co-producer Henk Stel en drummer Albert Schoonbeek. Deze laatste speelt krachtige, strakke partijen onder de meeste bandtracks.
Vanzelfsprekend speelt Eddie de hoofdrol, niet alleen in die prachtige akoestische stukken waarmee hij Harry Sacksioni naar de kroon steekt, maar ook in de bandnummers, heerlijke progressieve rock die lijkt te leunen op de prog uit de jaren 70. Denk vooral aan Camel, Gordon Giltrap of, in het geval van Fairytale, het enige nummer waarop wordt gezongen, aan Caravan. Eddie zingt het nummer zelf, niet onverdienstelijk. Ik vind het mooi dat Mulder, die een tamelijk briljante gitarist is, vooral kiest voor toon boven virtuositeit. Je hoort hem nergens opscheppen, nergens klinken too many notes, en dat komt ten goede aan het fraaie gitaargeluid.
De stukken zijn over het algemeen erg sterk, al is bonustrack Sumberbreeze nogal een niemendalletje en scheert Eddie met Muse gevaarlijk dicht langs de grens met muzak, vooral door de pianopartij van Ton Scherpenzeel. Die speelt dan weer een sterke solo in het bijzonder fraaie Unexpected Journey, een stuk met een prachtig gitaarthema. Eddie houdt zijn muziek kort maar krachtig, ook waar je als luisteraar het gevoel hebt dat er meer in had gezeten. Opener To The Centre voelt bijvoorbeeld als een schets voor een veel langer stuk, en dat gevoel bekruipt me bij meer nummers. Iets meer ambitie zou bij dit prachtige materiaal niet misstaan.
Dat gezegd zijnde, kun je alleen maar blij zijn met zo’n mooie, Nederlandse plaat. Luister maar eens naar Nostalgia of Panta Rhei en vertel me wie dat soort stukken beter doet. De plaat klinkt subliem, de composities zijn prachtig. Wanneer mogen de grijze bakken weer aan de straat?