Dave Stewart werd geboren op 30 december 1950 in Londen. Nadat hij reeds op zeer jonge leeftijd piano en orgel leerde spelen, richtte hij samen met zijn schoolkameraden Mont Campbell (bas), Steve Hillage (gitaar) en Clive Brooks (drums) in 1967 de formatie Uriel op. Nog voordat er van een plaat sprake was, vertrok Hillage alweer om te gaan studeren (en later terug te komen via Gong, met een tot op de dag van vandaag belangrijke en opmerkelijke solocarrière) en de rest van de groep veranderde de naam van de band in Egg.
Met het vertrek van gitarist Hillage, werd Egg een louter toetsentrio en Stewart werd met name in deze beginperiode sterk beïnvloed door ene Keith Emerson van The Nice. Dit is de basis van de totstandkoming van één de opmerkelijkste groepen uit het begin van de jaren zeventig en volkomen terecht heeft “Egg”, oorspronkelijk uitgekomen in 1970, de ‘klassieke’ status bereikt.
Egg beweegt zich in dit debuut op de scheidslijn van de vroege, zeer sterk door klassieke muziek beïnvloede oerprog a la The Nice en aan de andere kant vindt de typisch Engelse benadering van de muziek ook aansluiting bij de zojuist ontstane groep van Canterbury-adepten. In deze combinatie doet Egg mij niet zelden aan de gelijktijdig opererende Nederlandse band Supersister denken, maar ik vermoed dat beide bands niet van elkaars bestaan wisten begin jaren zeventig.
Hoewel de invloed van bassist/zanger/muziekfilosoof Mont Campbell op dit debuut wellicht groter is dan men in eerste instantie zou denken, is “Egg” toch vooral het paradepaardje van de klassieke ontwikkeling van de toen nog jonge Dave Stewart. Zo is Fugue In D Minor een briljante interpretatie van Bach’s redelijk bekende werk en kent het eerste gedeelte van Symphony No.3 een stuk van Grieg, dat eveneens een belletje of twee zal doen rinkelen. Belangrijker dan de citaten is echter de constatering dat Egg op het debuut zijn uiterste best doet een ‘klassiek’ en ‘geleerd’ image te kweken. Daarbij past gek genoeg een absurde tekst als van While Growing My Hair uitstekend: vanuit de benadering dat het ongrijpbare toch niet met woorden is te verklaren, rest ons niet zingen over het zinloze.
Alhoewel ik best filosofisch ben ingesteld, gaat deze gedachte misschien mijn eigen intelligentie te boven. Gelukkig heb ik evenzoveel aspiratie de gedachtekronkels van Campbell, Stewart en Brooks te volgen als ik zin heb om mee te tellen met de verschillende 7/4, 13/8, 9/4, 7/4 en 6/8 ritmes die volgens de informatie in het uitgebreide boekje op de plaat voorkomen. Ingewikkelde muziek? NÃ hh… om te spélen misschien, niet om naar te luisteren. I Will Be Absorbed bijvoorbeeld vliegt ritmewijs van hot naar her, maar de kunst om het soepel te blijven houden verstaat Egg als geen ander.
Het al reeds aangestipte Symphony No. 3 kent in de vorm van Third Movement een kleine curiositeit. Het stond namelijk niet op de oorspronkelijke lp, omdat men toentertijd bang was dat de nazaten van Stravinsky bezwaar zouden maken tegen de inderdaad vrij opvallende citaten van deze Russische componist. Klaarblijkelijk is de angst voor de Russen anno nu voorbij, want re-masteraar Mark Powell heeft de vrijheid genomen de geplaagde track ertússen te zetten (overigens direct van de lp). Helaas heeft hij de haast onluisterbare geluidscollage Blane laten staan. Ik dacht zélf vroeger altijd dat Blane in de plaats van die derde acte was gezet om die kleinkinderen van Stravinsky te plagen. Ik heb zelfs een keer gedacht dat er helemáál geen derde movement bestónd. Wel dus.
Hoe het ook zij, ondanks deze geluidscollage en de toegevoegde track, of – in beide gevallen – juist daardoor: Symphony No. 3 is een geweldige track. De klassieke interpretaties passen naadloos in het eigen materiaal en vooral voor Hammond-fans is de compositie een ware traktatie. De eerste 12 minuten ervan, oftewel de eerste twee ‘movements’ zal elke Emerson, Lake and Palmer-fan naar adem doen snakken, zo goed!
Het begin van de cd, oftewel de eerste vroegere plaatkant, is naar verhouding toegankelijker. Dat heeft met name te maken met het feit dat deze ‘kant’ meer liedjes bevat met de prettige stem van Campbell in goede staat van dienst. Ondanks dat gebeuren er op het gebied van experiment juist op kant 1 de opmerkelijkste dingen. The Song Of McGillicudie The Pusillanimous, dat mij haast doet denken aan een op hol geslagen Doors, wordt in het middenstuk een aantal (!) orgels volgens mij ten grave gedragen. De beste track is zonder meer I Will Be Absorbed, die ik al noemde vanwege de ritmewisselingen, maar het is tevens een mooi nummer. Tekstueel handelt het over de wens van de muzikant ‘de’ perfecte muziek te bereiken. Egg doet op zijn debuut aardig zijn best en levert hiermee een klassieker van jewelste af. De opvattingen qua muziektheorie van met náme Mont Campbell zou zijn cumulatie vinden in de volgende plaat, “The Polite Force”. Beide zijn meesterwerken, beide zijn onmisbaar. Alleen is “Egg” het goed grijpbare ei zoals vermeld op de hoes. Breekbaar, maar goed te doen.
Markwin Meeuws