Clive Colin Brooks werd geboren op 28 december 1949 in Oost-Londen. Hij kwam in 1968 via een advertentie in Melody Maker in contact met Uriel, de groep die later – minus Steve Hillage – zou overgaan in het hier besproken Egg. Zij maakten twee platen, de meesterwerken “Egg” (1970) en “The Polite Force” (1971), waarna de band uit elkaar ging. Brooks ging drummen bij de Groundhogs (de band van bluesgitarist Tony McPhee) maar vond tussendoor toch nog tijd voor een heuse reünie. Materiaal gespeeld in de nadagen van “The Polite Force” zou toch opgenomen worden voor een derde Egg-plaat, “The Civil Surface”.
Daar toetsenist Dave Stewart al was toegetreden tot het veel succesvollere Hatfield and the North, bassist / zanger Mont Campbell meer belangstelling had voor klassieke, avantgardistische composities á la zijn beide Wind Quartet‘s, lijkt deze plaat-van-de-groep-die-niet-bestaat juist op te leven door de strakke, maar toch jazzy drumslagen van deze talentvolle, maar bescheiden drummer. Kernmomenten en hoogtepunten van de plaat zijn dan ook de aarzelende stiltes aan het einde van Nearch en het marching-band-achtige einde van de voor de rest aarzelend startende Germ Patrol. Ja, “The Civil Surface” lijkt daarmee voortgeduwd te worden door Brooks en daarmee is het haast zijn plaat.
Over het algemeen wordt “The Civil Surface” als een uitstekende Egg-plaat beschouwd, zij het geen meesterwerk als de voorgaande twee. Ik kan me die gedachte wel voorstellen. Immers, de tracks lijken alle kanten op te gaan en leunen erg op allerlei gastoptredens. Zo is het met zang doorspekte Prelude, met daarin onder meer Stewart’s latere vrouw en Hatfield-collaborator Barbara Gaskin, een regelrechte vooruitwijzing naar zijn latere groep. En de reeds genoemde Wind Quartet 1 en Wind Quartet 2 eilandjes waar Campbell zijn liefde voor de Franse hoorn oppakt in neoklassieke instrumentaaltjes. Tenslotte kent Wring Out The Ground Loosely Now een wel héél illustere gast: gitarist Steve Hillage komt even van de feestelijke reünie genieten.
Toch is “The Civil Surface” ondanks dat alles feitelijk de meest consistente Egg-plaat. Het bevat hele, hele knappe composities als Germ Patrol en Enneagram. Het typische element van Egg – dat je weet dat je naar een uiterst ingewikkelde compositie zit te luisteren, maar dat je het toch slikt als zoete koek – komt het beste naar voren in Germ Patrol. In dit nummer is timing zo belangrijk en weet met name drummer Brooks je aandacht vast te houden, hoewel van melodie en handige structurele handvaten in dit nummer nauwelijks sprake is. Mede dankzij gasten Lindsay Cooper (hobo) en Tim Hodgkinson (klarinet), beiden van de nog veel avantgardistischere Henry Cow, krijgt het nummer een raar sfeertje met een zeer typisch einde. Hoe slim om Campbell’s blaaskwartetje erná te plaatsen.
Het haast onnavolgbare begin van Enneagram maakt duidelijk dat Egg in alle opzichten nog steeds een Canterbury-groep is, met rare ritmes, freaky Hammond-aanslagen en een kronkelende bas overal tussendoor. Om metronomen gék van te krijgen. Net als bij Germ Patrol is van meeneuriën geen sprake, hoewel de strakheid van de muzikanten en ook de uitstekende productie je niet toelaten je aandacht te verliezen. Hoewel jamachtig van karakter, voel je de ijzeren discipline die in de compositie verwerkt zit. Gezien de titel vermoed ik dat alle negen typen van de enneagram zitten verwerkt in muziek, die vást ook nog in bepaalde 9-kwartsmaat dient te worden gedrumd.
Na het reeds genoemde Prelude, dat naast een beetje zang vooral rustig orgelwerk kent, en feitelijk wat saai is voor zijn 4 minuten, is Wring Out The Ground Loosely Now de enige door Campbell gezongen track. Het is ook gemakkelijk de eenvoudigst te verteren compositie, hoewel de heftige tussenstukjes wel weer typisch Egg zijn. Belangrijker, ook dit laatste lange nummer is absoluut van grote klasse. Nearch volgt feitelijk het einde van Germ Patrol met zijn onverwachtheid en soepele timing, en is meer dan alleen een grap. De herhalende drumslagen met daartussenin een hoop stilte werken hypnotiserend, terwijl de échte rust ons pas gegeven wordt in het prachtige Wind Quartet 2, dat haast als een epiloog de plaat tot rust laat komen.
“The Civil Surface” werkt als plaat doordat het de gastbijdragen en de verschillende richtingen van de muzikanten zélf naadloos weet te vormen in één concept. Laat je niet wijsmaken dat deze derde plaat een leftoverplaat is met kliekjes. “The Civil Surface” is nét zo’n meesterwerk als de voorgaande twee, afhankelijk van je bui is het je no. 3 of je no. 1. Naar mijn mening is Egg in zijn totaliteit niet alleen één van beste Canterbury-groepen (Hatfield and the North, National Health en onze eigen Supersister als belangrijke concurrenten in die lijst). De drie platen van Egg behoren tot de beste drie platen van de symfonische rock, en zijn daarom essentieel voor elke serieuze fan.
Markwin Meeuws