Hugo Martin Montgomery-Campbell, voor de weinige vrienden Mont Campbell, werd geboren op 30 december 1950 in Egypte, uit Britse ouders. Hij bracht zijn jeugd echter voornamelijk door in Kenia (zijn vader zat in het leger) en kwam pas op 12-jarige leeftijd in Londen terecht. Niet alleen ontwikkelde hij al vroeg een grote belangstelling voor inheemse muzieksoorten, ook lag hier de kiem van de afkeer van – volgens hemzelf – ‘beperkte spectrum van de West-Europese muziek’. Eind jaren zestig speelde hij al wat gitaar, maar door de kennismaking met Steve Hillage (gitaar), Dave Stewart (toetsen) en Clive Brooks (drums) werd al gauw besloten dat Campbell op bas moest overschakelen. Dat deed hij in Uriel en, na het vertrek van Hillage, in Egg. Het is de persoonlijkheid en gedachtegang van deze fascinerende muzikant, die beslag legt op de raadselen welke over ons worden geworpen bij het tweede meesterwerk van Egg: “The Polite Force”.
Het is de treffende titel van een werkje dat ons onbedoeld spiegels voor houdt. Opnieuw zijn de teksten en titels van de nummers bewust gekozen om ons te verwarren. Noemde de groep het langste nummer in het debuut van een jaar terug nog Symphony No. 3, op deze plaat was deze onbescheidenheid niet eens meer nodig. En zo heet op “The Polite Force” het langste nummer gewoon Long Piece No. 3.
Wat lui en schijnbaar ongeïnteresseerd verhaalt Campbell met zijn aangename stem ons over het leven dat de groep die dagen leidde. A Visit To Newport Hospital is daarmee klaarblijkelijk een onschuldig relaas over de begindagen van Uriel en Egg, maar over het nummer heerst een zweem van verdriet, van smart. “And no-one was to blame, for saying things better left unsaid” is een tekstregel eruit die boekdelen spreekt.
De zoektocht naar de ware muziek moge dan voor Mont Campbell anno nu nog niet eens begónnen zijn, voor ons geldt toch het eindresultaat. Achteraf bezien is “The Polite Force” een prachtstuk, dat de grenzen van de Canterbury, de progressieve rock en de avant-garde op een zeer inventieve wijze onderzoekt. Nu heeft Egg op deze plaat geen Klassieke Componisten meer nodig, hoewel Boilk een heel klein stukje Bach bevat. De plaat bevat slechts vier stukken muziek, die alle vier geheel verschillend zijn ten opzichte van elkaar. Bij bestudering van andere recensies van deze plaat viel me op dat met name het avant-garde-achtige Boilk als een zinloze exercitie wordt beschouwd en de plaat daarmee feitelijk nét niet als een meesterwerk wordt gezien.
Als we de geheimen van de plaat verder op ons laten inwerken, blijken de twee gezongen tracks, die het eerste gedeelte van de cd vormen, inderdaad de meest toegankelijke. A Visit To Newport is een nummer dat van start gaat met drie minuten boordevol tempowisselingen en de zalige Hammond-klanken van Dave Stewart. Het is op zichzelf staand een geweldig nummer, dat kan gelden als één van de mooiste composities met een duidelijk Canterbury-geluid. Het zit vol heerlijke details en goede uitwerkingen van het basisthema, dat ondanks de vele tempowisselingen geheel hetzelfde blijft gedurende het nummer. Dat zorgt ervoor dat dit eerste nummer raar genoeg een rustgevend karakter heeft.
Contrasong moge dan wel het kortste nummer van de plaat zijn, het is een opmerkelijk druk en ongemakkelijk nummer. Het bevat een listig blazerarrangement van de hand van Campbell (later zou hij Franse Hoorn gaan studeren!) en zeker in het middengedeelte past dit kleurrijk bij de toetsenverrichtingen van Stewart.
Boilk is feitelijk niks meer dan een collectie van geluiden en sferen. Dit is het soort van muziek dat je niet moet analyseren, maar dat je over je heen moet laten komen. De atonale toetsenklanken rond de drie minuten zijn onbeluisterbaar als je er feitelijk aandacht aan besteed. Doch als je de boel de boel laat en de relatieve rust van het vreemde nummer tot je laat komen, begrijp je het misschien. Als de tonen klaarblijkelijk ons niets kunnen zeggen, neemt een soort van percussieklanken bezit van het nummer. Als ook deze zinloos lijken weg te sterven, is het slechts het ijle van een vaag thema van een onbekend Bach-werkje dat ons roept vanuit het verleden. Boilk is kunst, maar weinigen zullen het vatten.
Nochtans vormt het op zichzelf een prima pauze voor het magistrale Long Piece No. 3. Het valt uiteen in vier stukken en het boekje vertelt ons dat de buitenste stukken ritmisch gebaseerd zijn en de binnenste twee harmonisch. Het eerste stuk beukt na de rust van Boilk er inderdaad in en hier valt weinig mee te neuriën. Hoewel het stuk, in tegenstelling tot het lange stuk op “Egg” geen echte klassieke citaten kent, is de invloed van met name de moderne klassieke componisten (Stravinsky, Nielsen, Sjostakovitsj, Tsjaikovsky, Sibelius, Prokofiev) levensgroot. De melodieuze stukken, met name in het tweede en derde gedeelte, wedijveren met het beste van The Nice en Emerson, Lake and Palmer. Het totale stuk is voornamelijk gericht op de verrichtingen van bas, drums en Hammond-orgel, hoewel er ook een piano of twee langskomen. Het zeer abrupte einde is absoluut passend. In zijn totaliteit is Long Piece No. 3 één van de fraaiste stukken instrumentale muziek van die lengte die ik ken. Een stuk muziek ook waar ik járen mee vooruit kan.
“The Polite Force” is zonder enige twijfel de beste van de drie Egg-platen. En dat wil wat zeggen, want ook het debuut en de reünieplaat “Civil Surface” van een paar jaar later zijn voor de serieuze symfonische rockfan niet over te slaan. De remaster van 2005, opnieuw meesterlijk aangepakt door Mark Powell van Eclectic Discs (tevens verantwoordelijk voor onder meer Camel, BJH en The Moody Blues), kent geen bonustracks. Dat had deze plaat ook misstaan naar mijn mening.
Hoe het ook zij, “The Polite Force” is tevens alvást het afscheid van Mont Campbell. In latere jaren zal hij nog de genoemde reünie meemaken en even acte de présence geven in National Health. De beste man verandert zijn naam in Dirk Campbell en gaat zich toeleggen op allerlei blaasinstrumenten. De laatste jaren is hij bijzonder actief met een groot aantal soloplaten op zijn naam en is hij te horen op een aantal soundtracks, waar hij onder meer de duduk ter hand neemt. Op zijn website rept hij met geen woord op zijn verleden in Egg. Zowaar een markante verschijning, deze rasmuzikant. Doch, voor de Westerse popmuziek is hij voorgoed verloren.
Markwin Meeuws