Ik ben over het algemeen geen liefhebber van instrumentale muziek. Dat zal ooit in het verleden wel eens aan de orde zijn geweest terwijl u een recensie van mij hebt gelezen. Wanneer ik dan eens stevig geboeid raak van een instrumentaal plaatje, kunt u zich maar beter bergen, ik steek mijn enthousiasme dan niet onder stoelen of banken.
We hebben te maken met een instrumentaal trio uit Duitsland dat sinds 2012 in deze samenstelling muziek maakt, hoewel de samenwerking in de laatste jaren door veel onderbrekingen van studie en werk is onderbroken. De band bracht in 2012 het debuutalbum “Labels & Codes” uit, waar de stijl van de muziek nog volledig anders was en vooral een significant verschil kende: er wordt op die cd gezongen. En daar is de band de laatste jaren resoluut van afgestapt.
Maar wat is er zo bijzonder aan deze cd? Voornamelijk het gebruik van verschillende muziekstijlen die naadloos in elkaar steken, met daarbij behoud van een mooie herkenbare homogeniteit. Elizabeth The Last schotelt ons inventieve progmetal voor, met daarin klassieke elementen verwerkt als piano, trompet en saxofoon. Soms brengt die progmetal bijzonder intensieve momenten, maar er is ook veel ruimte voor rust, doordachte passages en hypnotiserende riffs. Daarbij is de band begaafd met de kunst om te blijven boeien, ook al heb je het album een paar keer beluisterd. Het volgende leest als een cliché en toch schrijf ik het: je ontdekt telkens nieuwe dingen in de muziek.
De band opent met de track Centralia, wat sterk refereert naar rockstijlen uit de jaren zeventig. Psychedelische gitaren, Moog klanken via een pedal board, maar ook de referentie naar de jaren zeventig rockbands als bijvoorbeeld Led Zepplin en Deep Purple. Dit is slechts een voorgerecht naar meer mooie songs op deze ietwat korte cd, die de vijftig minuten net niet aanraakt.
Misschien wel het meest sfeervolle nummer op dit album is Comparison Of Faces. Het begint donker, met uitstekend gitaarspel van André Krispin, die over het hele album bewondering vergaart met zijn gevarieerde gitaarspel. In dit geval zijn Krispin’s gitaarberoeringen hypnotiserend, maar later in het nummer verandert dat naar sprankelend. De trompet van gastmuzikant Pascal Hahn breekt (ondanks de relaxte identiteit) het geheel open en is zodanig in de productie gezet dat je het gevoel hebt naar een film te kijken waarin de hoofdrolspeler door een donkere Amerikaanse stad met hoogbouw loopt. In voorgaande zin kan je opmerken dat de muziek stevig met mijn verbeelding speelt en dat is een understatement: je kan je gedachten heerlijk de vrij loop laten. Een muzikale vergelijking die bij mij ging leven is die met het nummer Vincent van het album van de Italiaanse band Mammooth; “Back In Gum Palace”.
Overigens is qua muziek de vergelijking tussen deze twee bands zeker niet ondenkbaar, helemaal gezien het postrock karakter binnen de songs van beide bands.
Parallel Timeline begint heerlijk relaxt. Ambient gitaren brengen je in een heerlijke roes en hier wil je naar luisteren wanneer zonnestralen bij het krieken van de dag over je gezicht gloeien. Maar naarmate het nummer vordert, veranderd dat heel langzaam in een onheilspellende melodie waarin straffe riffs de melodie overnemen en onverwacht een onrustig gevoel opwekken. Zeker wanneer herkenbare Moog toetsen zich gaan mengen in de compositie. Exact op de helft van de track wordt het pas echt duister, hier gaan de toetsen van Arnd Finke de kant van spacerock op, aangevuld door een gestaag bastempo van Benjamin Oppermann. Het nummer eindigt in een heerlijke jam tussen drums, bas en gitaar.
Fans van Steven Wilson kunnen zich waarschijnlijk vinden in de intro van Your Longing For Recognition. De typische melancholische Wilson sound ontwikkelt zich daarna in een eigen karakter, hoewel, deze compositie zou niet als een vreemde eend voelen op de cd “Insurgentes”, waarmee Wilson zijn solocarrière opende. De verschillende passages in deze track hebben een psychedelisch karakter en het drumwerk van Finke in het nummer is onderhoudend en knap samengesteld. Opvallend is de overgang naar de synts op driekwart van het nummer. Dat is een sfeervolle en wederom een verrassende wenteling in het geluid. Ook hiervan kan je zeggen dat de overgang naadloos is, maar wel opvallend.
Het postrock karakter van de muziek van Elizabeth The Last is divers. Zo zou je vergelijkingen kunnen trekken met bands als Long Distance Calling en Mogwai, hoewel ETL minder gebruik maakt van een typerend opbouwend karakter binnen de songs met een echte climax. Qua sfeer en maatstructuren kan je wel hetzelfde verwachten in de muziek.
Waar dit type muziek nog wel eens de tijd nodig heeft om te gaan broeien, is dat bij deze band totaal niet van toepassing. De kracht van de muziek van Elizabeth The Last is dat de muziek bij elke draaibeurt gaat leven en dat je op subtiele wijze nieuwe dingen ontdekt. Aan de andere kant ontstaat er ook nergens irritatie van een te uitgemolken riff of melodie. Binnen de arrangementen veranderen regelmatig details wat de verveling binnen een song tegen gaat. Waar ik persoonlijk bij instrumentale albums een vocale inbreng kan waarderen, is dit bij het tweede album van “Elizabeth The Last” totaal niet zo. Dit is absoluut een album voor de jaarlijstjes.
Ruard Veltmaat