Dit langverwachte Eloy album had al veel eerder uit moeten komen, maar een berg aan tegenslagen maakte Frank Bornemann het werk praktisch onmogelijk. Er waren technische problemen, maar vooral ook op het gebied van personeel. Het was, agendatechnisch, bijzonder ingewikkeld om de muzikanten in de studio te krijgen. Een dikke pluim voor de vasthoudendheid van Frank Bornemann. Ik kan me voorstellen dat het hem bij vlagen tot wanhoop heeft gedreven.
Maar, jij en ik weten ook dat muzikale zware bevallingen vaak de beste albums opleveren. We hebben hier te maken met een onvervalste symfonische rockopera. Alles dat je zou verwachten zit er in: bombast, instrumentale hoogstandjes, meerdere karakters en een kinderkoor. Het verhaal gaat over de legendarische Jeanne ‘d Arc, ook wel de maagd van Orléans genoemd. Het verhaal van een meisje dat een beslissende rol had in de honderdjarige oorlog tussen Frankrijk en Engeland, werd verraden en op 19-jarige leeftijd op de brandstapel (Engels woord: Pyre) het leven liet. In een recent interview met iO-pages vertelt Frank Bornemann over zijn fascinatie, bijna obsessie, voor deze vrouw. Hij mag inmiddels een autoriteit op dit gebied genoemd worden.
Hij heeft dit alles verwerkt in een epische rockopera die in alle opzichten ‘groots’ aanvoelt. Persoonlijk vind ik het erg fijn dat Frank Bornemann er voor heeft gekozen om geen dialogen te (laten) zingen. Dat zou denk ik too much zijn. Het verhaal dat hij vertelt is wel uitstekend te volgen en de korte dialogen die hij gebruikt, worden uitgesproken.
Muzikaal gezien is het één feest van herkenning. De doorgewinterde Eloy fan kan tevreden zijn, maar ook mensen die de band nog niet kennen kunnen dit album prima als instap gebruiken. Bijna alle nummers bevatten wel van die typische bombastische Eloy stukken met gierende toetsen en lekker zwaar aangezette basgitaar. Meerwaarde is ook de inbreng van zangeres Anke Renner die met haar sopranenstem voor extra variatie zorgt.
Gelukkig weet Bornemann goed te doseren en het gas er ook af te halen. Toch is het beluisteren van dit album een intensieve zit, het vergt al je aandacht en steeds gebeurt er wel wat. Er is geen zwakke broeder aan te wijzen, maar er is ook geen één nummer dat er echt bovenuit stijgt. Het zijn vooral die bombastische, soms bijna over the top, toetsensolo’s die zorgen dat mijn mondhoeken steeds weer omhoog krullen. Een zuurpruim zou het album als ‘kitsch’ kunnen bestempelen, maar ik vind het niet minder dan een symfonische traktatie. Kom maar op met dat tweede deel.