Voor mijn laatste recensie voor Progwereld wilde ik eens een plaat bespreken die u anders wellicht nooit was tegengekomen. Tenzij u natuurlijk een kenner bent van de progressieve tak van de Franstalige Auvergnat Folk, waar bijvoorbeeld ook Malicorne, La Bamboche en Chalibaude toe behoren. Folk associeer je eerder met de Engelse taal, al zullen de meeste proggers ook het Canadees-Franstalige Harmonium en misschien zelfs Séguin kennen.
Emmanuelle Parrenin is sinds begin jaren zeventig betrokken bij diverse traditionele folkgroepen. Haar pure en pakkende zangstem valt direct op, maar op sommige albums speelt ze voornamelijk mee op de draailier en de hommel. Gedurende de jaren zeventig worden de albums waarop ze speelt, onder andere met echtgenoot Phil Fromont, steeds ietsje meer vrijgeestig en psychedelisch.
“Maison Rose” uit 1977 is dan haar eerste album onder eigen titel en het zal meteen haar meest befaamde werk worden. Dankzij de geweldige flow en kwaliteit van de productie kan je het gerust de “The Dark Side of the Moon” van de Franse progfolk noemen.
Op dit album word je van begin tot eind meegevoerd in een dromerige fantasiewereld, waarin de eigenzinnige, gotische zang van Parrenin perfect tot zijn recht komt. De instrumentele folkstukken zijn etherisch, soms zelfs een voorbode van de betere new age. Topaze is daarin een uitschieter met zijn elektronische klanken, vrije jazzspel en ruimtelijke effecten.
Opener Ce matin à Frémontel bedient de luisteraar met een hemelse portie symfonische folk. Het daarop volgende Plume blanche, plume noire is een gotische folkballad met het ergste oorwurmrefrein dat je ooit hebt gehoord. De antwoordende koorwerken in het refrein zijn een prachtige vondst. Alles klinkt alsof het gespeeld en opgenomen is in een opwelling, een bevlieging. Imperfecties vind je dan ook door het hele album heen, maar het klinkt nooit steriel.
Liturgie is ernstiger van toon, de woordloze zang zoemt er dromerig doorheen. Thibault et l’arbre d’or toont de zang van Perrenin op zijn kwetsbaarst. De aanvullende koorwerken weten wederom de magie te maken. De meer traditionele folk doet zijn intrede bij Ritournelle, waardoor je je twee minuten op een middeleeuws festival waant.
De gezongen liederen klinken als folk met een klein randje chanson, maar dan wel badend in een ontluisterende galm. Zelfs de romantische liedjes hebben iets gevaarlijks. In een klein liedje als Belle Virginie met zang, draailier en bas, komt de zang zo helder door de speakers dat je je er niet aan kunt onttrekken. Ook de helderheid van de snaarinstrumenten is ongekend, je schrikt er soms bijna van. Het titelnummer Maison Rose is een spookachtige a capella performance met meerdere keren de stem van Parrenin. Direct daarna volgt Après l’ondée, wat zo van Tangerine Dream’s “Zeit” had kunnen komen.
“Maison Rose” is een van mijn favoriete vondsten van de afgelopen jaren. Het is het type parel waarvoor je online vinylcatalogussen doorspit. En waardoor je dat ook blijft doen. In mijn rijtje met magische folkalbums, waarin je ook “Dreams and Images” van Arthur en Bridget St. John’s “Songs for the Gentle Man” vindt, is “Maison Rose” een waardige toevoeging. Nu we toch bezig zijn; kennen jullie Judy Collins’ “Wildflowers” eigenlijk wel? “St. Kilda Wedding” van Ossian? “Cold Blow and a Rainy Night” van Planxty? Ik mag toch hopen dat jullie “Liege en Lief” van Fairport Convention hebben. En in het verlengde daarvan “Carol of Harvest”, of “Magic Lady” van Spriguns. En Tir Na Nog. Zo niet, dan kunt u ook na mijn laatste review voor Progwereld nog even door met het verkennen van de (prog)folk.