Over Erik Norlander is al het nodige geschreven. Er gaat geen recensie voorbij of de Amerikaanse toetsenist wordt wel geroemd om zijn virtuositeit en zijn smaakvolle manier van componeren. Ook het feit dat hij keer op keer puntgave producties aflevert krijgt steevast een vermelding. Norlander heeft zijn kwaliteiten al op meer dan veertig albums laten gelden. Een blik op zijn carrière tot nu toe is al snel een zegetocht. Er passeren albums als zijn progmetal-getinte solo-dubbelaar “Music Machine”, het magnifieke “Queen Of The Ocean” van zijn vrouw Lana Lane en het voortreffelijke Rocket Scientists-album “Oblivion Days”. Norlander zit overwegend aan de stevige kant van het progressieve spectrum, maar er komen toch ook pakkende, haast poppy melodieën en elektronische momenten in zijn muziek voor. Bij Norlander kan alles en als je dan de tot de verbeelding sprekende titel van zijn zevende solo-album “Surreal” bekijkt, weet je zeker dat je iets verrassends krijgt voorgeschoteld.
De eerste indrukken van het album zijn erg positief en per luisterbeurt groeit het besef dat “Surreal” misschien wel eens Norlander’s beste werk kan zijn. Het is in elk geval zijn minst heftige cd, al moet gezegd worden dat de zes nummers van de schijf wel degelijk een heerlijke dynamiek hebben. Er is een uitstekende ritmesectie aan het werk die de nummers precies geven wat ze nodig hebben. Dat bassist Mark Matthews en drummer Nick Lepar weten wat doseren is, was bij Norlander al bekend. De twee vormen namelijk ook het ritmische hart op voorganger “The Galactic Collective” en staan regelmatig samen met Norlander op het podium. Denk niet dat deze nagenoeg instrumentale muziek slappe hap is, absoluut niet.
Naast een stel strand en spacegeluiden in de intro van The Party’s Overture horen we majestueuze kerkorgel- en Mellotronklanken met daarbij riffs in de stijl van Pink Floyds In The Flesh. Het is alsof Norlander je met dit spetterende begin wil aansporen bij de les te blijven. Het feitelijke nummer is een mooi gedragen aangelegenheid met een filmisch karakter waarin een prominente plaats is weggelegd voor het melodieuze gitaarspel van Alastair Greene.
Het daarop volgende The Galaxy Collectors maakt duidelijk dat Norlander een enorme teamplayer is. Het is een riff georiënteerd nummer met lekker spel van zijn Rocket Scientists-collega Don Schiff op de fretloze NS/stick. Met zijn orgel raast Norlander overal lekker doorheen op een manier die doet denken aan Jon Lord en Keith Emerson, niet voor niets zijn grote helden. Uitbundigheid is hier troef. Een ingekorte versie van het nummer staat trouwens op YouTube en BandCamp.
Suitcase And Umbrella is een gedragen nummer dat ondersteund wordt door de akoestische gitaar van Mark McCrite, zijn andere Rocket Scientists-collega. “Surreal” is gebouwd volgens een bepaald stramien. Gedragen en gedreven nummers wisselen elkaar keurig af. Het gedrevene van Unearthly bijvoorbeeld zit hem in de etnische inslag van het nummer. Greg Ellis strooit hier met korte percussieve roffeltjes. Het resultaat is een opzwepend aantal broeierige minuten. Liefhebbers van de zangescapades van Lana Lane kunnen hun hart ophalen aan de ballad Surreal. Dit mag dan wel het enige vocale nummer zijn op de plaat, mevrouw Norlander legt je helemaal in katzwijm. Ga ook niet voorbij aan de instrumentale passages in het middenstuk, deze laten weer onverbloemd horen hoe sappig het album is.
Het afsluitende El Gran Final is met recht een grote finale. Het kent hetzelfde drumritme als in The Galaxy Collectors maar dan nog uitbundiger. Daaroverheen worden allerlei thema’s en melodieën van de voorgaande nummers herhaald en dat is leuk.
Waar je ook gaat of staat, op “Surreal” word je constant geconfronteerd met de virtuositeit en de smaakvolle benadering van Erik Norlander. Wat dat betreft sluit dit album naadloos aan bij de rest.
Waar moeten we het nog over hebben? Laat je verrassen.
Dick van der Heijde