Lichte opwinding op de burelen van Progwereld. Zes jaar na het tweeluik “Flesh” en “Bridge” kwam in maart 2008 eindelijk een nieuwe plaat van het Duitse gezelschap Everon uit. Wat de mannen in al die tussenliggende jaren allemaal hadden uitgespookt was een groot raadsel. We hoorden dat frontman Oliver Phillips wat gezondheidsproblemen had, maar daar bleef het dan wel bij. Wat ze in elk geval niet hadden gerealiseerd was om een geheel andere muzikale koers te gaan varen. Nog steeds kon Everon zich in de subcategorie neoprogmetalpop terug vinden. Het grootste verschil met ‘vroeger’ is dat de band wat makkelijker klinkt. Dit laatste komt vrij negatief over, maar zo is dat zeker niet bedoeld. Wat ik er mee bedoel is dat de refreinen van de nummers herkenbaarder zijn en een vrij hoog meezinggehalte hebben. De liederen zijn wat beter vormgegeven dus het klinkt eigenlijk allemaal wat vloeiender. Je zou de zeer licht vernieuwde koers kunnen typeren als een kruising tussen Threshold (stevige gedeeltes en hoog meezinggehalte) en het eveneens uit Duitsland afkomstige RPWL (de bombastische melodieuze kant).
Wat overigens ook niet vernieuwend mag heten is de aanwezigheid van een vrouw in de gelederen van Everon. Judith Stuber is de naam van de zangeres die het rustieke nummer Islanders van vocalen mag voorzien. Het is zeker niet voor het eerst dat mevrouw Stuber Everon komt versterken. Op het al eerder genoemde “Flesh” is ze ook in een paar nummers van de partij. Haar stemgeluid lijkt een beetje op dat van ’the queen of the 90’s prog’ Tracy Hitchings. Het bereik van Everon zanger en tekstschrijver Oliver Phillips is gelukkig ook niet minder geworden in de loop der jaren. Wat wel bij sommigen voor eventuele irritatie kan zorgen is het licht Duitse accent waar Phillips nog steeds mee rondloopt en naar alle waarschijnlijkheid ook nooit meer vanaf komt. Zo lijkt tijdens het nummer Test Of Time waar de titel veelvuldig wordt gezongen elke keer of hij “quest of time” zingt, maar goed dat is een detail…
Waar de band op het 2002 duo “Flesh” (het melodieuze album) en “Bridge” (voor het stevige werk) de muziekstijlen nog keurig verdeelde, is dit op “North” allemaal in één album gestopt. Sterker nog, de band had daar nog geen 52 minuten voor nodig. Fraaie ballades (Was’t It Good en het al gememoreerde Islanders) worden prima in evenwicht gehouden door het wat stevigere werk (waaronder album opener Hands, het energieke South Of London en Test Of Time) zonder dat het overigens echt heavy wordt. Uiteraard ook te vinden op “North” zijn bombastische werkjes met veel gevoel voor dramatiek (Brief Encounter, het opzwepende North, From Where I Stand en de ietwat tegenvallende albumafsluiter Running) en zelfs een heus fusionachtig instrumentaal werkje in de vorm van Woodworks ontbreekt niet. Al moet ik eerlijk bekennen dat vrijwel alle nummers wel in het vakje (want we willen alles toch graag inkaderen…) nummers met een bombastische inslag met gevoel voor dramatiek hadden gepast. Het fraaie artwork van de hand van Jan Yrlund sluit daar goed bij aan.
Everon heeft met “North” wederom bewezen een goede subtopper te zijn in het overbekende sub-genre neoprogmetalpop. Voor de liefhebbers van Everon een inkoppertje en voor de aanhangers van een beetje stevige neoprog naar alle waarschijnlijkheid een welkome aanvulling op zijn of haar cd-collectie.
Sander Kok