Het Italiaanse gezelschap Finisterre was in de midden jaren 90 een frisse bries in het Italiaanse en Europese proglandschap. Daar waar veel bands zouteloze neoprog lieten horen of als Dream Theater kloon op de proppen kwamen, daar haalde Finisterre zijn inspiratie toch voor al uit de glorietijd van de prog. En daarmee liepen ze voor op in de optocht waar aan ook Spock’s Beard en The Flower Kings deelnamen.
Maar Finisterre verloochent z’n afkomst niet en zodoende hoor je met name op dit album ook een behoorlijk fikse klassieke muziek invloed. En dat maakt dit album zeker niet tot de meest makkelijke luistertrip. Het geheel doet mij denken aan een rondleiding door een museum. OK, ik gooi het woord er maar uit: een schilderijententoonstelling. Maar dan niet een rondgang a la Emerson, Lake & Palmer langs de klassieken in het Rijksmuseum, maar meer een wandeltocht door de moderne galerieën van het Stedelijk Museum.
Iedere tocht door een galerie kent een beginpunt en met het Intro vallen we wel letterlijk door de voordeur waarna we met het eerste kunstwerk worden geconfronteerd: In Limine. Een staalkaart van Finisterre’s meer symfonische geluid met veel ruimte voor fluitpassages en mooi pianospel. Het ruigere gitaarwerk refereert een beetje aan de oude King Crimson maar het toetsenspel dan weer aan vroege Marillion.
De wandeling word vervolgd met de zachte klanken van XXV: het akoestische begin heeft een bijna Genesis-achtige pastorale sfeer, maar de toevoeging van een mooie sopraansax stuurt me dan toch weer terug naar een zwoele avond aan de Middellandse Zee. Zeker als de hele band even zijn intrede doet gaan m’n gedachten uit naar PFM’s “Per Un Amico” album.
De sfeer in de galerie verandert langzamerhand. De warme klanken en de beelden die deze oproepen laten we achter ons. Met Preludio belanden we in koelere sferen: een broeierig stuk vol zacht fluisterende stemmen en zweverige synthklanken maar gedomineerd door Marelli’s gitaar. De muziek doet me gelijk denken aan die van de noorse gitarist Terje Rypdal. Marelli heeft hier ook net zo’n door hart en ziel snijdende gitaarklank.
Plotseling worden wandelen we een kamer binnen en zijn we midden in de 20ste eeuw aan beland: Ideenkleid Leibnitz Frei. Elektronische drumklanken openen dit redelijk chaotische stuk. We zijn in de kamer gevuld met moderne kunst zullen we maar zeggen. Woest pianospel, drukke sopraansaxuitbarstingen waarna we ineens lijken te beland bij een optreden van Pat Metheny, waarbij het koor op de achtergrond vervreemdend blijft werken, om aan slot nog weer een korte elektronische uitbarsting te krijgen.
Finisterre beseft dat een goede rondleiding door een galerie een spel van contrasten moet zijn en herinnert ons met Hispanica weer even aan waar onze reis begonnen is. Maar zoals elke reis ons veranderd in hoe we naar dingen kijken zo is de muziek van Finisterre ook veranderd door haar trip. Na de beroering van het vorige stuk gaan we weer terug naar meer akoestische klanken met cello, fluit, akoestische gitaren en als de ritmesectie zijn intrede doet ook nog een korte trompetsolo. Akoestische prog in de beste Italiaanse traditie met mooie fluitmelodieën.
Met Interludio worden er van ons gevraagd om even stil te blijven staan bij wat we gezien en gehoord hebben. We zijn halverwege ons reis door de galerie en we blijven in een akoestische sfeer met de herhalende patroontjes op gitaren, fluiten en zo te horen zelfs een basklarinet.
En dan komen we bij de een na laatste ruimte aan genaamd Algos. Solo piano opent waarna we in een soort van symfonische jazzrock sfeer (denk Bruford’s “One Of A Kind” album) belanden dat dan weer abrupt word onderbroken door een fluitpassage, die we al kennen van het titelstuk, welke lijkt te fungeren als een rode draad door het album. Het stuk krijgt een erg vreemde elektronische sfeer: denk Pink Floyd’s On The Run met koorklanken die wel lijken weg gelopen uit de muziek die Stanley Kubrick gebruikte voor 2001: A Space Odyssey. Dit is überhaupt het meest schizofrene stuk op het album want het laatste deel is gereserveerd voor strijkers en sopraansax. Het is mij allemaal net iets te veel postmodern en de stijlen botsen me te veel met elkaar wat het niet echt tot een hecht geheel maakt. Het is boeiend om te beluisteren maar het laat uiteindelijk geen blijvende indruk bij je achter.
Dat laatste is namelijk uiteindelijk weg gelegd voor Orrizionte Degli Eventi. Samen met het titelstuk is dit het meest symfonische rock stuk van het album. Het is als of we na de rondgang door de galerie op dit album terug zijn bij het beginpunt en de band in volle glorie aan ons word gepresenteerd. Bij vlagen horen we referenties aan de klassieke Italiaanse prog uit de jaren 70 met hints naar PFM en Le Orme maar dit alles door het Finisterre filter gehaald. Het stuk werkt uiteindelijk naar een heerlijk symfonische climax toe met gitaar en Mellotron-strijkers.
Zoals ik al stelde in m’n recensie van de opvolger van dit album, “In Ogni Luogo”, word dit album door velen beschouwd als één van de proghoogtepunten uit de jaren 90. Ik kan daar zeker in mee gaan want het album als geheel is een mooie muzikale uitdaging om je muzikale brein op los te laten. Het is inderdaad een bijzondere, op wat korte vocale passages nagenoeg instrumentale, trip. Maar waar het net een beetje in tekort schiet is dat het mijn hart niet echt weet te beroeren. Bijzonder album? Ja. Essentieel? Net niet.
Christian Bekhuis