De bandnaam alleen al intrigeert me, Fire On Dawson. Wat is Dawson vraag ik me af en wat staat er dan in brand? Ik zie het al voor me: Dawson is natuurlijk zo’n lieflijk dorpje dat een eeuw geleden door brand geheel van de aardbodem verdwenen is. Ik ben naar Google gegaan om te zien of ik gelijk had. Mis! De band is vernoemd naar een restaurant in Dublin dat Fire heet. Het pand is gevestigd in Dawson Street. That’s all… Weinig spectaculairs dus. Ook de titel van het hier besproken tweede album van de band spreekt meer tot de verbeelding dan de muziek die er te horen is. Jammer genoeg staat “Seven Billion And A Nameless Somebody” niet echt bol van het vuurwerk en dat terwijl de heren toch een aardig potje kunnen spelen, vooral ook met elkaar.
Om een idee te krijgen van het bandgeluid: de Foo Fighters en Creed hebben ongetwijfeld voor de nodige inspiratie gezorgd. Wanneer je de lak van beide bands in het mengapparaat doet en daar een flinke scheut terpentine aan toevoegt, heb je ongeveer Fire On Dawson als je op de knop drukt. Laat de winterschilder maar komen.
Dat de progressieve gitaarrock van deze Duitse band niet zo goed uit de verf komt, ligt naar mijn idee aan de matige composities en arrangementen. Schraal heet dat in schilderstermen. Eigenlijk wil ik gewoon het woord ‘saai’ laten vallen, maar ik hoor zoveel goede bedoelingen. Met name de soepele drumstijl van Max Siegmund komt uit een kundig paar handen en voeten. Hij roffelt er lustig op los. Ook hoor ik de uit India afkomstige zanger Ankur Batra z’n emotionele stem goed onder controle hebben en het gitaarwerk van Markus Stricker klinkt overal hartstochtelijk. Wat ontbreekt is een lekker orgeltje dat de nummers op sleeptouw had kunnen nemen. Nu proberen de heren dat op eigen kracht te doen en dat heeft een zekere eentonigheid tot gevolg. Men tapt nogal vaak uit hetzelfde vaatje of anders gezegd: men doopt de kwast nogal vaak in dezelfde verfpot.
De opbouw van de nummers is echt het grote struikelblok. De beste poging hiertoe zit nog in God Of The Lost waar de gitaar in het broeierige middenstuk de aandacht opeist. In het zeven minuten durende Synthetic Part I gebeurt juist het tegenovergestelde. Daar laat een doelloos stuk gitaar je gedachten afdwalen. Het nummer begint juist zo hoopvol met akoestische gitaar. Het is jammer dat dit niet beter wordt naarmate de tijd verstrijkt en dat gevoel hangt over de hele plaat. Je wil zo graag dat het goed wordt, dat gun je de band.
De volgende keer zal Fire On Dawson z’n muziek wat dikker moeten aanzetten. Ik ben ervan overtuigd dat het kwartet me dan wel in vuur en vlam weet te zetten.
Dick van der Heijde