De fans van het ‘oude’ Marillion konden zeer tevreden terugkijken op het solodebuut van Fish. Het album “Vigil In A Wilderness Of Mirrors” dat in 1990 het levenslicht had gezien had alle ingrediënten om de ouwe getrouwe Marillion freaks tot zijn fans te gaan rekenen. Behalve het artistieke succes was er ook nog het nodige commerciële succes. Het album verkocht behoorlijk goed wat de Schot een twaalfde plaats in de Nederlandse en zelfs een vijfde positie in de Engelse hitparade opleverde. Dus de verwachtingen waren hooggespannen voor de release van de tweede soloplaat welke luistert naar de naam “Internal Exile”.
Het album werd geproduceerd door een oude bekende. Marillion’s bekendste album “Misplaced Childhood” werd geproduceerd door Chris Kimsey en Fish dacht dat het een goed idee was om de goede man nog een keer te vragen. Het lot wilde dat ook Hogarth’s Marillion een optie op Kimsey had bedongen voor hun album “Holidays In Eden”. Chris Kimsey koos uiteindelijk voor Fish in plaats van Marillion omdat het werken bij Fish in principe sneller ging dan bij Marillion (daar waar hij een zeer lucratieve deal had met de Rolling Stones, een eis van Kimsey). Achteraf moest Kimsey bekennen dat dit één van de moeilijkste platen ooit was voor hem. Zanger Fish was weer eens zo onmogelijk als altijd en dat maakte het werk voor Kimsey er niet makkelijker op. Op 28 oktober 1991 was het eindelijk dan zo ver, het album kwam uit! “Internal Exile” was vooraf gegaan door de single met hierop de titeltrack. De single deed niet zo gek veel (nummer 37 in de Engelse charts). Dit kwam mede door de enorme Schotse liefdesverklaring tijdens dit nummer wat veel op en top Engelsen hem niet in dank afnamen. Het zeer vrolijke nummer zorgde overigens tijdens de vele live optredens op het vaste land wel voor de nodige feestvreugde. Vooral de volksdansachtige danspassen van Fish sloegen zo aan dat er na een concert in het Utrechtse muziekcentrum Vredenburg bij de politie allerlei meldingen binnenkwamen van vrolijke concertgangers die midden op straat dezelfde danstechnieken etaleerden. De pers was op zijn zacht gezegd niet bepaald enthousiast over het nieuwe werkje van Derek W. Dick. De plaat werd behoorlijk afgekraakt en hoe de man het in zijn hoofd haalde om er ook nog een cover op te zetten was zelfs voor de meest doorgewinterde Fish fanaat een prangende vraag.
De start van “Internal Exile” was veelbelovend te noemen. Het zeer energieke Shadowplay mocht aftrappen. Dit lied kon zich meten met het meeste repertoire van voorloper “Vigil”. De agressieve zang deed zelfs weer denken aan het tweede album van Marillion namelijk “Fugazi”. De harde drumslagen van Ethan Johns, de raggende gitaarloopjes van Robin Boult en Frank Usher en de sfeervolle ondersteuning van wonderkind Mickey Simmonds maakte van dit nummer een zeer geslaagde opener. Het daaropvolgende Credo is nog steeds één van de eikpunten in de lange carrière van de sympathieke Schot. Een zeer geslaagd pop / rock nummer dat nog steeds uit volle borst wordt meegezongen tijdens een concert van Fish. Er staan opvallend veel ballades op dit album van de oud-houthakker. Tijdens het middenstuk van deze plaat krijgen we er maar liefst drie voor onze kiezen. De nummers Just Good Friends (Close), Favourite Stranger en Dear Friend worden slechts onderbroken door het vrij simplistische rockertje Lucky. Allereerst Just Good Friends (Close), een behoorlijke rockballade welke vooral door de redelijke gitaarsolo boven de middelmaat uitsteekt. Dit nummer is later overigens nog opnieuw opgenomen als duet met zangeres Sam Brown (van de nummer 1 hit Stop).
Favourite Stranger is helaas van een andere orde. Het bijna jazzy aandoende nummer is, en dat is een understatement, nogal aan de saaie kant. Het hele nummer kabbelt maar door en enkel de soms opdoemende basaanslagen van ouwe rot David Patton (o.a. bekend van zijn werk met Kate Bush, Pilot, Mike Oldfield en Alan Parsons) zijn nog van enige spanning voorzien. Een werkje om snel te vergeten. Dan naar de laatste van het stel. Gelukkig heeft Fish de beste ballade voor het laatst bewaard zodat er weer flink te genieten valt tijdens Dear Friend. Een zeer fraaie tranentrekker die je lekker laat wegdromen. Tekstueel kan het iedereen aanspreken die weer eens terug doet verlangen naar zijn of haar jeugd en alle zondes die daar bij horen.
Na deze nostalgische terugblik tijdens Dear Friend nog een kleine terugblik. Deze keer wat minder positief, Tongues is een zeer krachtig en agressief nummer dat geheel en al is opgedragen aan de toenmalig Engelse EMI voorzitter Rupert Perry. De Schot windt er zeer weinig doekjes om en Perry wordt behoorlijk met de grond gelijk gemaakt. Zoals wel vaker bewezen is een boze Fish op zijn best en ook tijdens Tongues wordt deze stelling bevestigd. Het album wordt afgesloten met een al eerder vernoemde cover. Het gaat om Something In The Air welke door Thunderclap Newman in 1969 de hitlijsten in werd gezongen. Voor het eerst laat Fish zich met allerlei moderne ritmes in, zo is er een heuse discobeat te horen tijdens deze coverversie. De kwaliteit van het origineel wordt nergens gehaald en de laatste single van dit album flopt genadeloos ondanks dat de single in een zeer mooie Pinguïn verpakking (in zowel wit als zwart) op de markt werd gezet.
Een wisselvallig album met daarop een aantal uitschieters naar boven maar helaas net zo veel naar beneden. Nummers als Shadowplay, Tongues en Dear Friend staan voor het beste wat de man tot nu toe heeft uitgebracht, maar helaas zijn Something In The Air en Favourite Stranger de negatieve variant hierop. De verkopen vielen dan ook behoorlijk tegen en Fish kwam niet verder dan een 31ste (Nederland) en een 21ste plaats (Engeland). Maar al met al toch een aardig album dat niet in de cd-kast misstaat bij de gemiddelde Marillion- en symfofan.