Collega Hans Ravensbergen schreef over het vorige album uit 2009 van deze sympathieke Friese band het volgende: “Met “Looking For John Maddock” heeft Flamborough Head de al jaren stijgende lijn verder doorgetrokken. Er zullen wellicht nog veel hoofdstukken aan het boek worden toegevoegd. Hoe spannend hoofdstuk 3 gaat worden zal de toekomst uitwijzen. Voor mij staat al wel vast dat het boek alleen al op basis van de hoofdstukken 1 en 2 als een bestseller kan worden beschouwd. Wordt vervolgd!”
Na vier jaar noeste arbeid van Flamborough Head ligt nu het veelbelovende vervolg voor mijn neus. De directie van Progwereld heeft mij gevraagd dit album te recenseren, waarschijnlijk omdat er ook Fries bloed stroomt door de prog-aderen van uw scribent.
Het album “Lost In Time” is voorzien van een fraaie en eigenzinnige hoes van kunstenaar Theo Spaay, die nog echt het penseel en het krijt hanteert voor zij schitterde werken, en dat in een tijd waarin negentig procent van de platenhoezen uit een computer floept. En dat mag ook wel eens vermeld worden.
De muziek is voor het grootste deel geschreven door toetsenist Edo Spanninga, terwijl zijn partner Margriet Boomsma garant stond voor de teksten.
Het album opent met het titelnummer Lost In Time, dat maar liefst ruim twaalf minuten klokt. We vernemen lekkere warme toetsenlayers, een ouderwets synthgeluidje, fluitspel en zang van Margriet Boomsma, die het beste tot haar recht komt als zij zichzelf voorziet van een tweede stem. Kortom, een prima nummer met alles er op en er aan, echter zonder dat dit een hoogstaande compositie kunnen noemen.
Het tweede nummer – ook weer boven de tien minuten – “The Trapper” doet me direct denken aan het vroegere werk van Camel. Wat een heerlijke melodie tovert Gert Polkerman uit zijn gitaar in de opening van dit nummer. De blokfluit van Boomsma klinkt daarna in mijn oren niet helemaal zuiver, maar dat is vaak het geval met dit instrument dat in het Engels vreemd genoeg ‘recorder’ wordt genoemd. Het nummer eindigt ook weer met die heerlijke opgewekte gitaarmelodie. Tijdens deze momenten vind ik de band echt op zijn best.
Dancing Ledge is instrumentale neoprog van de bovenste plank dat lekker wegluistert en wederom enkele zeer fraaie melodieën in zich draagt. Het samenspel tussen Fender Rhodes en basgitaar vind ik een leuke vondst . En potverdorie, wat kan gitarist Polkerman fenomenaal soleren, niet super snel of technisch, maar gewoon heerlijk laid back, zoals Andrew Latimer van Camel dat ook zo goed kan. Iedereen was altijd zo te spreken over hun vorige gitarist Eddy Mulder, maar Polkerman doet zeker niet onder voor de huidige gitarist van collega-formatie Leap Day, Eddy Mulder.
Nummer vier van het album kreeg de titel Damage Done mee. Ik weet niet welke damage hier wordt bedoeld, want deze muziek is mijns inziens verre van schadelijk, hoewel deze track wel de minste is van de schijf; te eenvoudige melodie en zanglijnen die niet beklijven. De zang van Boomsma is overigens hier wel in prima in orde.
Flamborough Head probeert op I ‘ll take The Blame enkele jazzy invloeden in zijn muziek te verwerken. Ik zou zeggen, niet meer doen; schoenmaker hou je bij je leest… En euh, ik haat het om te zeggen, maar zowel de zang als het fluitspel zijn in dit nummer niet helemaal zuiver, jammer!
Het slotnummer Andrassy Road begint dan weer met diezelfde dwarsfluit die hier overigens wel goed klinkt. De track doet hier en daar ietwat Oosters en folky aan en kabbelt mij iets veel door zonder op te vallen. Hier moet je echt een inspanning doen om je aandacht erbij te houden, alhoewel het hoofdthemaatje (dat de hele dag door je hoofd spookt) best aardig is.
Samenvattend ervaar ik “Lost In Time” van Flamborough Head als het beste wat de band ooit heeft geleverd; mooie melodieën, prachtig gitaarwerk en een paar wonderschone composities, waarvan het nummer The Trapper wat mij betreft er met kop en schouders bovenuit steekt. De band klinkt mij in de oren als een combinatie van The Renaissance en Camel, en dat is toch vergelijkingsmateriaal om trots op te zijn. Wel kent het album twee minpuntjes en die moet ik echt even kwijt anders ben ik niet eerlijk naar mezelf: zowel de zang als het fluitspel mogen van mij een tandje sprankelijker. Toch is die stijgende lijn, die Hans Ravenbergen in de kop van deze recensie noemde, wederom doorgezet. Ben benieuwd waar die lijn gaat eindigen…
Joop Klazinga