Even de Wiki uithangen: Flash was een bandje uit de vroege jaren ’70, oorspronkelijk opgericht rond Yes-gitarist Peter Banks en zanger Colin Carter. Op de eerste plaat “Flash” deed ook Tony Kaye nog mee, maar die had bij nader inzien meer zin in een eigen bandje, Badger. Flash klapte in 1973 uit elkaar toen Banks tijdens een tournee in de VS uit de band stapte. In twee jaar bracht de band drie albums uit, waarvan de eerste het enorm goed deed. Zanger Carter en bassist Bennett zijn in de veertig jaar sinds het uiteenspatten van de band blijven samenwerken, met dit album als de apotheose.
Gezien het voorafgaande is het niet raar dat ook Flash 2.0 sterk aan Yes doet denken: de drukke baspartijen, de schelle gitaar in een hoek van het spectrum, de breed opgezette composities, de pompeuze passages. Die voortdurende nadruk op de basgitaar roept hier en daar ook herinneringen op aan Rush. Niet de minste. En het moet gezegd worden dat Flash sterk is in prachtige intro’s, mooi volle muziekjes met fijne toetsen en gitaarthema’s. Ook instrumentale arrangementen zijn puik, zoals in opener Night Vision, dat bovendien een erg fijne orgelsolo kent. Het moet echter ook gezegd worden, dat de plaat over het algemeen lijdt onder drie manco’s.
Bennett waant zich tegenwoordig de leadgitarist. Dat ligt voor de hand, hij kan immers prachtig bassen en als je dat doet volgens de methode Chris Squire, ben je feitelijk constant aan het soleren. In de praktijk blijkt dat Bennett als gitarist weinig te vertellen heeft. Hij kent zijn licks, maar een goede solo is meer dan een aantal licks, riffs en riedels heel snel achter elkaar. Een solo is ook een soort verhaaltje. Bennett heeft geen verhalen in huis, zijn solo’s zijn lang, maar kennen nauwelijks opbouw, zijn niet heel knap gespeeld en hebben geen enkele impact. Daarbij heeft hij een groot deel van de plaat een tamelijk schel geluid dat snel de keel uithangt.
Carter is geen bijzondere zanger. Hij heeft een wat schor geluid en zingt tamelijk vlak. Om redenen die ik niet helemaal overzie, heeft de band onder andere gekozen voor Hurt, een nummer van Nine Inch Nails, dat ook door Johnny Cash gezongen is. The Man In Black had toen hij dat nummer vertolkte al niet veel stem meer over, maar zijn zeggingskracht was er des te groter door. Als Carter de tekst langs zijn stembanden schuurt, gebeurt er aanzienlijk minder. Het lijkt alsof hij wel snapt hoe het moet klinken, maar dat niet in huis heeft.
Bennett en Carter zijn daarnaast geen begaafde componisten. Geen van de liedjes heeft een prachtige melodie, een catchy refrein of een geweldige vondst. In een aantal stukken is er wel veel tekst, maar of iets bedoeld is als refrein of couplet kun je als luisteraar niet herleiden. Dat hoeft niet erg te zijn, zeker in de progressieve muziek is sleutelen aan de vorm ook een blijk van progressie. Flash bedoelt dit niet als experiment, de heren hebben gewoon niet zoveel kijk op dynamiek, bedenken niet van die mooie liedjes, hebben sinds 1973 niet zo gek veel bijgeleerd.
En toch is “Flash Featuring Ray Bennett & Colin Carter” geen vervelende plaat, hoor. De arrangementen zijn – ondanks het magere basismateriaal – erg fraai, dankzij mooi toetsenwerk, knappe koortjes, leuke thema’s, sterk baswerk en een paar aardige momenten, zoals de jazzy akkoorden in Manhattan Morning, instrumentaaltje Morpheum en de intro’s van de meeste nummers. De meeste prog vind je in de beginnetjes en uitro’s, zeg maar overal waar het liedje zelf even op de achtergrond verdwijnt. Liefhebbers van classic rock met een vleugje symfo zouden dit album best met plezier kunnen draaien, vermoed ik.
Een sympathiek album dus, van twee overlevers die gebaat zouden zijn geweest bij een goede gast-gitarist en wat betere liedjes. Een meesterwerk is het echter niet.
Erik Groeneweg
Bestel deze cd rechtstreeks bij Discorder