Flash

In The Can

Info
Uitgekomen in: 1972 (2010)
Land van herkomst: Verenigd Koninkrijk
Label: Esoteric Recordings
Website: www.psychosync.com
MySpace: www.myspace.com/flashbennetcarter
Tracklist
Lifetime (10:09)
Monday Morning Eyes (5:13)
Black And White (12:06)
Stop That Banging (1:59)
There No More (11:32)

bonus tracks:
Watch Your Step (2:49)
Lifetime (3:00)
Peter Banks: gitaar, zang, synthesizer
Ray Bennett: basgitaar, zang
Colin Carter: zang
Mike Hough: drums, percussie
Flash Featuring Ray Bennett & Colin Carter (2013)
Psycosync (1997)
Out Of Our Hands (1973/2010)
In The Can (1972)
Flash (1972)

Toen Peter Banks na twee elpees Yes vaarwel zei en zag hoe zijn voormalige band met opvolger Steve Howe op grote schaal doorbrak (en in Nederland met “The Yes Album” gelijk een Edison opstreek), zocht de gitarist naar nieuwe muzikale wegen. Dat die niet geheel waren vrijgemaakt, bleek uit het eerste album van zijn nieuwe band Flash dat in 1971 verscheen. Zoekend naar nieuwe, creatieve vormen binnen het progressieve rockkader van begin jaren zeventig kon de groep niet gelijk zorgen voor een verrassing. Flash werd een groep die op zijn drie achtereenvolgende platen een keur aan wat stevige en uitgesponnen ‘rockmuziek-met-inhoud’ liet horen. Aardig gebracht, maar zonder teveel diepgang en opsmuk. Afgezien van de hoes dan, met artwork verzorgd door het roemruchte Hipgnosis-collectief (verdere toelichting overbodig!). Maar laten we dat houden op een kwestie van smaak.

Op het tweede album “In The Can” vinden we vijf stukken, waarvan drie lange en twee relatief kortere songs. Het door zanger Carter en gitarist Banks gedomineerde Lifetime is een leuke opener, met een typische productie uit die tijd: galmende, maar ook tikkeltje droge drums en een flangergeluid dat voor het zwevende effect zorgt. Toch ontsnapt niet de gedachte dat dit stuk, dat ook ingekort op single verscheen, een samenraapsel is van verschillende niet doorontwikkelde ideeën. De abrupte overgangen – waarin ook het geluid behoorlijk verandert – tonen aan dat er na de opnames nog heel veel is gesleuteld aan de muziek. Peter Banks zelf komt halverwege wat prominenter in beeld en citeert na zeseneenhalve minuut zowaar de melodielijn van Hocus Pocus van Focus. Geen vergezochte connectie, want Banks werd ten tijde van “In The Can” goed vrienden met Jan Akkerman. Een gitarist die op dat moment van grote invloed was op de Engelsman en die zorgde voor een duotournee van Flash en Focus door Engeland. Ook Monday Morning Eyes staat muzikaal bol van de Focus-invloeden (vergelijk het stuk eens met Janis van “Moving Waves”), maar gelukkig zorgt Carter voor het Engelse randje, staat hij redelijk goed zijn mannetje en heeft hij vocaal zelfs iets weg van John Wetton.

Ook Black And White staat bol van de gitaarsolo’s, vocale experimenten en zelfs een drumsolo van Hough, die geteisterd wordt met technische fouten; kennelijk hebben de gebruikte tapes van dit album niet de tand des tijds goed doorstaan; een euvel dat ook in andere stukken van de plaat soms te horen is. Stop That Banging biedt meer drums in de voorgrond, voordat There No More het album afsluit op een manier die bijna voorspelbaar is, als je het voorgaande eenmaal hebt gehoord. Het album gaat als een nachtkaars uit en lijkt vooral gemaakt te zijn om nóg meer van hetzelfde te bieden zoals het debuutalbum al deed. De vooruitgang is te karig en daarin zit em vooral de voornaamste kritiek op Flash en “In The Can”: de groep ontwikkelt zich niet en probeert op allerlei manieren wel die gewenste inspiratie te vinden. Banks doet dat met name bij zijn vriend Akkerman, Colin Carter bij Ian Gillan (Flash-producer Derek Lawrence werkte eerder samen met Deep Purple) en de andere twee bandleden hobbelen achter hun collega’s aan. Jammer, maar helaas.

Met deze plaat had Flash misschien wel een soort Engelse Brainbox kunnen worden: powerrock met voorzichtige hardrock-, blues en proginvloeden. Ware het niet dat Flash niet de som biedt van vier hoogwaardige muzikanten: die ontbreekt en daarom rommelt een album als “In The Can” aan alle kanten. Na een derde album, het aanmerkelijk betere “Out Of Our Hands”, hield de groep het eind 1973 voor gezien, om pas weer in 2010 van zich te doen spreken. Zonder Banks overigens, die ook in 2004 uiteindelijk niet meedeed aan een reünie van zijn pre-Yes band The Syn. Zo ging er weer een reünie zonder teveel poespas voorbij.

Wouter Bessels

Send this to a friend