Zet vier progbeesten in een studio, zet er een meesterproducer naast (Peter Collins), haal er een zanger uit een popband bij en kijk wat er gebeurt. Dat moet zo’n beetje de gedachte achter Flying Colors geweest zijn. Op papier is het meteen een spannend idee. Neal en Steve Morse (geen familie) moesten een keer bij elkaar komen en met zo’n meesterlijk ritme-duo kan het vuurwerk opleveren, maar het kan ook een beetje voorspelbaar worden. Als je Neal laat zingen heb je zo een variant op Transatlantic en wie wil dat? De komst van Casey McPherson, in de Verenigde Staten waarschijnlijk beroemder dan de andere vier door zijn betrokkenheid bij top 10 groep Alpha Rev, zorgde er in elk geval voor dat iedereen en beetje buiten zijn eigen wereldje moest denken.
Ik heb wat gemengde gevoelens bij deze plaat, alsof ik met even veel overtuiging twee tegengestelde recensies zou kunnen schrijven. De negatieve gedachten hebben in eerste instantie te maken met mijn eigen verwachtingen: met zulke namen hoop je op een grensverleggende plaat en dat is “Flying Colors” op zijn minst niet geworden. Dat heeft voor een belangrijk deel te maken met meer dan de helft van de composities die aanmerkelijk minder in het progdomein horen dan in de wat bredere rock, van die typisch Amerikaanse radiovriendelijke rock waarvan er heel veel in een dozijn passen. Er zitten een paar fraaie liedjes tussen, zoals het hitgevoelige Kayla en The Storm, maar er zijn toch ook wel een hoop weinig opvallende stukken. Shoulda Coulda Woulda, All Falls Down, Love Is What I’m Waiting For en Forever In A Daze zijn onder de maat, Better Than Walking deed me zelfs aan Journey denken!
Daarbij stellen de vier proghelden zich wel heel dienstbaar op. Natuurlijk herken je het geluid van Steve Morse onmiddellijk, maar als ik niet had geweten dat Neal Morse meespeelt, had ik het waarschijnlijk niet geraden en het zelfde geldt voor Mike Portnoy. Ze leveren min of meer anonieme bijdragen in plaats van hun legendarische speciale ’touch’. Daarmee ligt de nadruk toch vooral op de zang van Casey. Hij kwijt zich bijzonder verdienstelijk van zijn taak, maar een heel distinctieve stem heeft hij niet. De optelsom is, met een mooie Engelse woordgrap, ‘underwhelming’. ‘Ondrukwekkend’, zou je kunnen zeggen.
Voor een deel is de gekozen methode daar debet aan: de hele plaat is in negen dagen bedacht en opgenomen. Als je daarbij bedenkt dat niet alle deelnemers elkaar persoonlijk kenden (en Casey in dit YouTube filmpje de indruk wekt niet eens te hebben geweten wie Neal Morse was) is het wel weer erg knap, maar soms is het ook wel eens goed om een liedje even te laten bezinken, er even over na te denken. Die tijd hadden de mannen niet en volgens mij hoor je dat er een beetje aan af. Daarnaast denk ik dat er wel degelijk bewust gekozen is voor wat rechter repertoire, voor een grotere nadruk op rock. Meesterwerken van 80 minuten zijn leuk, maar het grotere publiek houdt meer van liedjes en ook een genie moet eten. Ik zit in te vullen, maar volgens mij klopt het wel.
Is ‘Flying Colors’ daarmee een beroerde plaat? Welnee, want dat is mijn positieve recensie: er staan ook echt heel prachtige stukken op, met naast bovengenoemde het wel degelijk van de prog besnuffelde Everything Changes, Blue Ocean en uiteraard het twaalf minuten klokkende sluitstuk Infinite Fire, dat een briljant inkijkje geeft in wat de plaat had kunnen worden. En ook de simpelere liedjes zijn niet allemaal verkeerd. Maar daarmee is het zeker niet de wereldplaat die er misschien in gezeten had. Portnoy jubelt in de bijsluiter dat de opnamen hem en de anderen op plekken bracht waar ze nog nooit geweest waren. Daar heeft hij gelijk in: ze hebben nog nooit zo’n gewone plaat gemaakt.
Erik Groeneweg