Het is prettig wakker worden met “Morning Sun”, het derde album van de in Israël geboren en momenteel in de Verenigde Staten wonende muzikant Gadi Caplan. De cd laat op een singer-songwriterachtige manier relaxte jazzrock horen die gelardeerd is met bezielde passages jaren ’70-fusion. Ook kenmerkt het gebodene zich met elementen wereldmuziek en dat alles in een progressief jasje. Verwacht niet dat Caplan de pannen van het dak speelt. Hij is een kundig gitarist die het grotendeels van zijn smaak moet hebben. Dat deze er fraai uitkomt is ook de heren van Musea niet ontgaan, aangezien zij dit album hebben uitgegeven. Ten opzichte van zijn vorige albums is er een hoop verbeterd en de redenen daarvoor zijn eenvoudig aan te duiden.
Zo is op “Morning Sun” het leeuwendeel van de composities geschreven door Caplan samen met Danny Abowd. Die samenwerking heeft de nodige voeten in de aarde als het gaat om de songmatigheid van het materiaal, want Abowd is voornamelijk zanger. Niet dat we te maken krijgen met een liedjesstructuur, het materiaal is een stuk meer to the point en ja er zijn de nodige vocalen. De stem van Abowd is niet al te opvallend, doet wat denken aan die van Paul McCartney en legt een fondanten laagje over het geheel. Wat ook een goed effect op sommige nummers heeft, is dat ze opgenomen en gemixt zijn door Jesse Gottlieb. Het is met al die arrangementen altijd fijn als er een ander paar oren wordt geraadpleegd. “Morning Sun” klinkt weloverwogen.
Was de verscheidenheid in het verleden meer een doel dan een middel, op “Morning Sun” dient deze de flow van het geheel op voortreffelijke wijze. Het album is min of meer volgens een U-constructie in elkaar gezet. De enerverende nummers zitten aan het begin en aan het eind, terwijl in het middenstuk de sfeer meer relaxt is. Zo opent de schijf met de intens gespeelde fusiontrack Hemavati en direct wil je het passievolle gitaarspel van Caplan omarmen. Het nummer heeft precies de juiste lading om je aangenaam wakker te maken. De toetsensolo in Island is dan weer lekker proggy, een reden om bij de les te blijven en zo wordt de wereld steeds echter. Opmerkelijk binnen de rustige fase is het gebruik van de bansuri in het titelnummer. Dit is een Hindoestaanse dwarsfluit van bamboe die een zekere frisheid in de muziek aanbrengt. Een beetje indommelen hier is niet erg, ook niet tijdens de ballade La Morena, in dat geval haalt het Beatles-achtige The Other Other Side met z’n huilende spel op de gitaar je wel weer terug. Het album sluit af met het uit vier delen bestaande Lily’s Day. Deze mini-epic van slechts acht minuten doet denken aan het betere werk van voorganger “Look Back, Step Forward” en dan met name het losse jazzy geluid van het tweede deel. Erg mooi zijn trouwens de Mellotron klanken van deel vier en zo mag je je inmiddels klaar wakker verklaren.
“Morning Sun” is een geslaagd album en dat mag Caplan voor een groot deel op het conto schrijven van de samenwerking met Abowd. Het schijfje is niet essentieel, maar het staat goed in de collectie van de gemiddelde muziekliefhebber.
Dick van der Heijde