Drie jaar na het verdienstelijke debuutalbum komt het Noorse Gargamel (een verwijzing naar de gelijknamige zwart gejurkte snoodaard uit Smurfenland laat ik maar achterwege) met “Descending” op de proppen. Ofschoon toetsenist Bjørn Viggo Andersen, cellist Leif Erlend Hjelmen en bassist Geir Tornes al dan niet uit eigen beweging het veld hebben geruimd, resulteert deze mutatie in het personeelbestand niet in een radicale koerswijziging. Samen met de twee nieuwkomers, bassist Stig Joran Rygg en toetsenist Arne Ton, opereren multi-instrumentalisten Morten Tornes en Tom Uglebakken namelijk nog altijd in hetzelfde straatje, te weten onvervalste retro-prog.
Dit tweede album ligt dan ook heel duidelijk in het verlengde van “Watch For The Umbles”, met de aantekening dat ik “Descending” op alle fronten gewoonweg veel beter vind. Zo is bijvoorbeeld een groot deel van de vermaledijde digitale synthesizers en dito samplers de deur gewezen ten faveure van een instrumentarium dat meer aansluit bij het streven van de band. Het ongeëvenaarde geluid van een echte Hammondorgel (met Leslie), Mellotron en Mini-Moog komt de authenticiteit van dit album uiteraard ten goede. Daarnaast kent het nieuwe materiaal een aanmerkelijk minder hoog improvisatiegehalte, zodat de vaak erg lange composities wat minder onsamenhangend of stuurloos overkomen.
Net als het debuutalbum slingert “Descending” vrijwel voortdurend heen en weer tussen de duistere progressieve rock van bands als King Crimson en Van Der Graaf Generator enerzijds en de vrolijke Canterbury-prog van Caravan of National Health anderzijds. Daarnaast hoor ik hier en daar enkele verwijzingen naar de Duitse band Eloy, maar komt voornamelijk door de abominabele zangpartijen van beide heren. De middelmatige zang vormt dus andermaal de achilleshiel van deze plaat en kan dan ook de luistervreugde negatief beïnvloeden. Gelukkig zijn, in overeenstemming met “Watch For The Umbles”, ook hier de gezongen stukken sterk in de minderheid, zodat onze luistervreugde niet al te sterk wordt aangetast.
En die luistervreugde is er tijdens deze ruim drie kwartier durende schijf alleszins. Vooral wanneer het doorgaans antieke toetsenarsenaal met instrumenten als fluit en saxofoon om mijn aandacht vecht. Omdat de band enkele voor (retro-)prog typerende elementen (denk aan tempowisselingen, vreemde wendingen en aparte arrangementen) in zijn muziek verwerkt, weet het Noorse ensemble bovendien moeiteloos mijn aandacht vast te houden. Verder klinkt het album buitengewoon bruusk, ongedwongen en dus lekker ongepolijst en trouwe lezers van mijn schrijfsels weten dat ik daarmee zeer in mijn nopjes ben. Mede door deze schijnbare tegenstrijdigheid verkrijgt de band een zekere mate van oorspronkelijkheid en frisheid, waardoor Gargamel een tamelijk eigen geluid weet te creëren.
Al met al kan ik concluderen dat Gargamel met “Descending” in tegenspraak met de albumtitel een flinke stap opwaarts heeft gezet. In vergelijking met “Watch For The Umbles” is deze plaat immers op een aantal kritieke punten een zeer duidelijke verbetering. Het is alleen zeer spijtig dat de twee zangers niet nog vaker hun mond houden…
Frans Schmidt